Een moslim buigt zich naar het Oosten, een protestant geeft een pepermuntje door
Ger Groot is atheïst. Daar doet de filosoof en medewerker van NRC Handelsblad en Groene Amsterdammer niet schimmig over. Hij is echter een ‘ongelovige’ van een heel ander kaliber dan laten we zeggen Herman Phillipse. De laatste bracht in 1995 het Atheïstisch Manifest uit – niet iets naar de smaak van Groot. Groot gebruikt de Verlichting niet als een grondvest voor een nieuw absoluut denken, maar neemt de toen geuite durf om te twijfelen mee naar de eenentwintigste eeuw. En zo wordt iets als religie niet als onzinnig van de hand gewezen.
Il Tintoretto (1518-1594) – Schepping van de dieren |
Wetenschappelijke kennis speelt een marginale rol in het dagelijkse leven, beseft Groot. Hij heeft gelezen over the selfish gene, maar ‘voelt’ zijn liefde voor zijn dochtertje als diep doorleefd. In die veel reëlere ervaringswereld krijgt religie zijn waarde. Niet de religie van het verheven denken, maar de religie van het aardse: de rituelen, de symbolen, de gebaren. Een katholiek slaat een kruis, een moslim buigt zich naar het Oosten, een protestant geeft een pepermuntje door.
Zijn geloof bestaat in de ervaring te zijn opgenomen in een godsdienstig geheel, en de traditie is niet alleen de locus waarin het geloof zijn plaats heeft, maar vormt er ook de geheime betekenis van. Kerk, traditie en ritueel zijn geen vormen waarin het geloofsmysterie is ingepakt; het zijn de actualiseringen ervan. Daarin wordt het geloof realiteit en bestaat het, als vorm en inhoud tegelijk.
Religie in een onttoverde wereld
Groot banaliseert het geloof, maar ontneemt het niet al zijn waarde. Deze gedachtegang is interessanter dan origineel. Ze doet denken aan de bevindingen van de Franse socioloog Emile Durkheim in Les forms élémentaires de la vie religieuse uit 1912. Maar daarmee is Het krediet van het credo niet uitgespeeld. Het boek is een bewerking van her en der verschenen artikelen en is zodoende inhoudelijk gevarieerd. Groot laat zien hoe opvallend religieuze elementen in de zogenaamd ‘onttoverde’ twintigste en eenentwintigste eeuw aanwezig zijn. Niet alleen in het absolute denken van sommige hedendaagse prominente atheïsten. Ook in het bestaan van de monarchie, het communisme, het existentialisme van Jean-Paul Sartre en de opkomst van iemand als Pim Fortuyn. In andere hoofdstukken bekijkt Groot hoe het protestantisme en het katholicisme al of niet hun vingers aan de wetenschap brandden.
Bij verschijning van de Nieuwe Bijbelvertaling in de literaire Gouden Reeks van klassieken-uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep herleest Groot de bijbel als een literair werk. Een ‘onbevangen’ lezing, noemt hij dit zelf. Hiermee herhaalt hij wat Jack Miles zo’n tien jaar terug deed in God, een biografie. Dat is niet het grootste zwaktebod. Erger is dat dit uitgangspunt de bijbel onmogelijk recht kan doen. Groot – die de bijbel in de oude joodse indeling tot zich neemt – herkent er de wordingsgeschiedenis van de beschaving in. Het Oude Testament vangt aan met een scheppende en almachtige God (Genesis) en sluit af met een op de aarde geworpen, eenzame mens (Prediker). In het Nieuwe Testament wordt God zelf mens: dat betekent in Groots interpretatie geen Verlossing, maar strikt genomen de dood in de pot.
Ten eerste kan je je afvragen waarom je een historisch document dat bestaat uit oprecht geuite werkelijkheidsaanspraken als literair zou lezen. De bijbel is grotendeels even fictioneel of non-fictioneel als de werken van Lou de Jong of Johan Huizinga. Ten tweede is de bijbel niet lineair chronologisch geconstrueerd. Genesis is bij lange na niet het oudste boek en het afsluitende Prediker en de door Groot behandelde Psalmen stammen uit de tijd van I en II Koningen en I en II Kronieken, waarin God wél een grote en actieve rol speelt. Het is niet meer dan ‘geinig’ om er vervolgens de totstandkoming van onze beschaving in weerspiegeld te zien.
Schrijnend weinig
Voor het overige maakt Groot zich er niet zo makkelijk van af. Tegenwoordig mag het een kwaliteit heten dat je je als intellectueel niet rückischtlos ontdoet van enige vorm van religie. Toch kan de ernstige devaluatie die het geloof in God ook bij hem ondergaat moeilijk te verkropppen zijn. Groot ziet religie zoals Marjoleine de Vos – redacteur van het NRC Handelsblad en verdediger van het door sommigen zo verfoeide ‘ietsisme’ – het onlangs nog in een zaterdagbijlage neerschreef:
Religie is misschien meer dan de kunst de uitdrukking van een verlangen, voortgekomen uit angst, verdriet, verwarring, verwondering. Religie geeft ons woorden, gebaren, voorstellingen die we te hulp kunnen roepen juist als we niet meer weten wat we moeten zeggen, doen, denken. Ze houdt onze ogen open voor de schoonheid van de wereld.
Dat lijkt veel. Maar als je de bijbel erbij neemt, is het schrijnend weinig.