Persoonlijke zoektocht naar Utopia
.
Het beeld van de jaren tachtig lijkt onderhevig aan een sterke simplificatie: angst voor de bom, hoge werkloosheid, kernkoppen, krakersrellen en de weer opgelaaide koude oorlog schiepen een vruchtbare bodem voor nihilisme. Punk had de inleidende beschietingen uitgevoerd, post-punk en no-wave maakten het destructieve karwei af. “Komt er geen kernoorlog dan maken we staat en land eigenhandig kapot”: no future. Voilá, de jaren ’80-’85 in drie zinnen.
De analogie met de late jaren zestig is overduidelijk. Ook van deze periode wordt vaak een karikatuur gemaakt: alsof de hele wereld met een flinke dosis LSD achter de kiezen en bloemen in het haar naakt door de straten danste. Zo simpel was en is het uiteraard niet. Fred de Vries doet in Club Risiko een poging om een vinger achter de vroege jaren tachtig te krijgen. Hij doet dat aan de hand van het verhaal van een aantal bands uit die periode die de tand des tijds hebben doorstaan. Die insteek maakt het bij uitstek mogelijk om de simplistische typering te nuanceren door met deze hoofdpersonen uit die tijd terug te gaan.
Tactisch negativisme
De selectie van de bands die hij behandelt (Einstürzende Neubauten, Koos, Crass, Sonic Youth, Laibach en The Ex) is enigszins willekeurig te noemen. Een band als Laibach, bijvoorbeeld, heeft op het eerste gezicht weinig gemeen met Sonic Youth. Een tweede blik geeft de overeenkomst echter wel prijs. Alle groepen streden op één of andere manier tegen de consumptiemaatschappij en voor de vrijheid van het individu.
De Vries presenteert het als een unieke periode. Uit de stortvloed van personen en anekdotes die aangevoerd worden ontstaat weliswaar een interessant, maar zeker geen uniek beeld: een generatie jongeren als iedere andere. Jongeren (pubers) zetten zich nu eenmaal af tegen autoriteit in de breedste zin van het woord. Anarchisme, verzet en drugs, heel veel drugs, zijn de kernwoorden.
Hoewel het verzet in die tijd misschien extremer en grimmiger was, vaak zonder humor en zelfrelativering. De veel genoemde somberheid was niettemin vooral een middel, een act om de afkeer van de mainstream cultuur in te verpakken. Niet voor niets haalt De Vries herhaaldelijk een citaat uit het boek Van hier naar hier van Dirk van Weelden aan over, wat hij noemt, het tactisch negativisme: “Het negativisme kwam vooral voort uit de weigering mee te doen met de rest en het verlangen zelf opnieuw te beginnen.”
Persoonlijk verhaal
Het sterke punt van Club Risiko is tegelijk de zwakte van het boek. Het is een persoonlijk en betrokken relaas van een insider. Dit leidt aan de ene kant tot een gedetailleerd beeld. Het leidt er ook toe dat de lezer af en toe een buitenstaander wordt. Op momenten dat voor de zoveelste keer een lading obscure punkbandjes ten tonele wordt gevoerd die vaak geheel terecht vergeten zijn, bijvoorbeeld.
Een groter probleem van deze insteek is echter dat De Vries (1959) de neiging heeft om het effect van de periode en de desbetreffende personen af en toe schromelijk te overschatten. Het was ongetwijfeld een opwindende tijd. De underground muziek waar de Vries hoog over op geeft klinkt twintig jaar later echter niet alleen gedateerd, maar vooral erg lelijk en is muzikaal vaak ronduit oninteressant. Het kan waarschijnlijk ook niet anders bij een ‘beweging’ die als motto no future had en ongelooflijk (zelf)destructief was; die het cool vond om een junkie en raar en onaangepast te zijn.
Het boek is daarmee meer het verslag van een persoonlijke zoektocht van De Vries naar zijn helden dan een serieuze poging om inzicht te bieden in de bestaande mythes. Wat overblijft is een boek dat zich vlot laat lezen. De opgevoerde anekdotes zijn uiterst vermakelijk. Bovendien pretendeert De Vries nergens dat het boek het ultieme verslag van een roerige periode is en dat is wel zo eerlijk. De laatste zin op de omslag spreekt wat dat betreft boekdelen: “Tevens is het een persoonlijk verslag, waarbij de auteur balanceert tussen deelnemer en voyeur.”