Een staalkaart van honderd jaar jeugdsentiment
Nederlandse jeugdfilms zijn booming. De kinderprenten van Hollandse bodem winnen op prestigieuze festivals de ene prijs na de andere. Van Het zakmes via Abeltje en Minoes naar Knetter en Foeksia de miniheks.
Als er iets duidelijk wordt uit het naslagwerk Van Abeltje tot Zoop. Over het succes van de Nederlandse jeugdfilm, van Sabine Veenendaal en Esther Schmidt, dan is het dat de Nederlandse familiefilm van ver komt. Tientallen jaren lang werd het genre door schrijvers, regisseurs en producenten nauwelijks serieus genomen, commercieel noch artistiek. Terwijl de speelfilm meerdere vruchtbare periodes kende, moesten minderjarigen het doen met de huis-, tuin- en keukenmontages van goedwillende amateurs.
Dick Laan
De titel van het naslagwerk mag dan alfabetisch wel correct zijn, de lading dekt hij allerminst. Schmidt en Veenendaal deden uitgebreid archiefonderzoek, interviewden tientallen betrokkenen en ordenden – volgens eigen zeggen voor het eerst – álle Nederlandse jeugd- en familiefilms (het onderscheid is erg ingewikkeld) onder elkaar in een uitgebreid register.
Dat zoekwerk werpt vruchten af. De schrijvers gaan uitgebreid in op de prehistorie van de jeugdfilm (wie wist dat Pinkeltje-schepper Dick Laan in zijn jonge jaren de eerste Nederlandse filmer voor de jeugd was? Vingers?), op de eerste échte Nederlandse kinderfilms (zoals het vooroorlogse en later talloos opnieuw verfilmde Dik Trom) en op de periode net na de oorlog. De teksten zelf zijn niet briljant, soms zelfs wat droogjes, maar de feiten die de teksten aan het licht brengen zijn leerzaam en bovendien bij maar weinigen bekend. Het beeldmateriaal dat uit de archieven is opgediept, krijgt prachtig de ruimte in het werkelijk schitterend vormgegeven werk.
Henk van der Linden
De periode na de oorlog is de periode van Henk van der Linden. De Limburgse regisseur/scenarist/acteur/decorbouwer/montageman/producent maakte gedurende dertig jaar talloze kinderfilms. Geen cinematografische hoogstandjes, maar pretentieloos vermaak waar de kinderen tijdens de matinees ademloos naar keken. Van der Linden krijgt in Van Abeltje tot Zoop voor het eerst erkenning voor zijn niet aflatende inzet voor de Nederlandse jeugdfilm.
Pas met de komst van mannen als Karst van der Meulen en Burny Bos wordt het genre werkelijk volwassen; Veenendaal en Schmidt geven vooral veel aandacht aan het wonderlijke verhaal achter Abeltje, Neerlands eerste megakinderproductie, en Minoes, een van de hoogtepunten in de geschiedenis van de Nederlandse kinderfilm. Beide kwamen niet toevallig uit de koker van Burny Bos, die dan ook terecht veel aandacht krijgt.
Hoe is het met Olivier?
Veenendaal en Schmidt beschrijven een succesverhaal: almaar toenemende bezoekersaantallen, waardering en kwaliteit. De kinderfilm lijkt hard op weg naar volwassenheid. Tegelijk betekent het hanteren van een zodanig omvangrijk historisch perspectief dat er voor persoonlijke verhalen minder aandacht is. Hoe is het bijvoorbeeld tegenwoordig met Olivier Tuinier (Het zakmes, De tasjesdief, Blazen tot honderd), een van Nederlands kleinste sterren? Klopt het dat de grote acteur Tom Jansen ooit in een van Henk van der Lindens films Dik Trom vertolkte, of is dit slechts een veelgemaakte fout op internet? Hoe werken scenarioschrijfster Tamara Bos en vader Burny samen? Welke plaats nemen tv-series als Kinderen van Waterland, De legende van de bokkenrijders of De zevensprong in die geschiedenis in?
Al met al hebben Veenendaal en Schmidt een fraai naslagwerk opgesteld. Verwacht geen stilistisch vuurwerk, en ook geen gedetailleerde human interest-verhalen, maar een vlot lezend overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse jeugdfilm. De cijfers die zij achterin verzameld hebben maken het helemaal af. Rest nog slechts één vraag: wat is de best bezochte Nederlandse jeugdfilm aller tijden? Antwoord op pagina 136 van Van Abeltje tot Zoop.