Radicaal visueel
Erik Lindners gedichten hebben vaak iets weg van een extreme extrapolatie van het aloude en inmiddels enigszins clichématige show, don’t tell-principe, zo laat zijn vijfde bundel Acedia zien.
Vooral in de reeksen gedichten wordt er veel, heel veel getoond, alsof een drone met een camera boven een stuk land vliegt. Toch blijkt al vrij snel dat de gedichten zeker niet zo objectief zijn als ze op het eerste oog lijken: vrij vroeg in de bundel staat al ‘Een boomstronk kronkelt als touw’. Dat is een vergelijking, een manier om grip te krijgen op een observatie en/of daar iets over te zeggen, en derhalve subjectief.
Beeldrijm
Er wordt bovendien wel degelijk verteld. Lindners gedichten zijn geordend, op een manier waarop beeldende kunst soms geordend is: eerder visueel dan duidelijk betekenisdragend. Het taalgebruik is kaal, maar de gedichten zitten vol beelden die kort en effectief neergezet worden. Neem bijvoorbeeld het volgende, titelloze gedicht:
De zee is paars bij Piraeus.
Een vlag kruipt uit de klokkentoren
als de wind draait.Een man stapt over een hond.
Een vrouw wrijft gebogen over haar ooglid.In een parapluwinkel valt een paraplu van de toonbank.
Op een smalle tak zit een duif
die eraf valt, fladdert en opnieuw gaat zitten
de bes die te ver op het uiteinde van de twijg zit
de tak die doorbuigt, de kraag die opbolt als de duif verschuift.Een meisje stapt in de metro met een bureaula.
Op het dikke zand aan de branding
schuift een visser horizontaal zijn hengel uit
een fiets staat naast hem op de standaard.Hij staat wijdbeens alsof hij plast.
Vogelpootafdrukken in het zand.
De hengel kromt boven de zee.
Op het eerste gezicht is dit een collage van verschillende, willekeurige observaties. Toch zijn er sterke onderlinge verbanden tussen de beelden: ze zijn ontleend aan de natuur (bijvoorbeeld zee, wind, duif, zand), of verwijzen specifieker naar water (zee, hengel, visser, branding, ‘alsof hij plast’). Bovendien zit er veel beeldrijm in het gedicht: de vlag in de wind en de opbollende kraag, de gerekte vormen van de vlag(genstok), toren, tak, bureaula, hengel. Vergelijk het met bijvoorbeeld een schilderij van de latere Mondriaan: het kunstwerk verwijst naar zichzelf, het draait om verhoudingen tussen lijnen en kleurvlakken en niet om zoiets als (allegorische) betekenis.
Meer woord naast beeld
De compositie van de bundel zelf is ook prikkelend. Acedia is, zoals dat in de Angelsaksische wereld heet, een new and selected poems-uitgave. Na de nieuwe gedichten (nog niet de helft van het boek) volgt een selectie uit Lindners vorige vier bundels. De ordening is opvallend: de bloemlezing begint bij Lindners vijfde bundel en loopt in omgekeerd chronologische volgorde tot en met zijn debuut. Dat is niet alles: alleen in de verantwoording achterin wordt aangegeven welke gedichten waarvandaan komen. Verdere markeringen ontbreken, alsof alles samen een geheel vormt. Let ook op de neutrale ondertitel van de bundel: Gedichten, in plaats van iets in de trant van Gedichten 1996-2014.
De aparte volgorde confronteert je op een interessante wijze met Lindners poëzie: die lijkt opener, voller en minder kaal te worden. De verteller is duidelijker aanwezig, wandelt als ik-persoon steeds vaker het gedicht in. De gedichten zijn prateriger, door zinnen als ‘Alles wat ontstaan is kan verdwijnen’ en ‘Toets de pioniers niet, / ik vraag je’. Het beeldende van het latere werk is al duidelijk aanwezig, maar minder extreem uitgewerkt. Er staat nog veel woord naast beeld. Daarom maakt het oudere werk (uit de eerste drie bundels) iets minder indruk.
Acedia is een mooi carrièreoverzicht dat zijn best doet om geen carrièreoverzicht te lijken. Lindners radicaal visuele werk maakt de meeste indruk, maar de gedichten uit zijn eerdere bundels mogen er absoluut ook zijn. Bovendien zorgt de bijzondere opzet van de bundel voor nieuwe perspectieven op Lindners poëzie.