Boeken / Fictie

Hoe vertaal je Finnegans Wake?

recensie: Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes - Finnegancyclopedie

Op 4 mei 1939 kwam Finnegans Wake uit. De legendarische modernistische schrijver James Joyce verrichtte zeventien jaar arbeid voor dit ‘ideale boek voor de ideale slapeloze lezer’. Vertalersduo Bindervoet en Henkes ploeterde zeven jaar op de welhaast onvertaalbare laatste roman van de halfblinde Ierse auteur. Nu, drie jaar nadat de vertaling uitkwam, laten ze in de Finnegancyclopedie zien wat hun toenmalige werkwijze was.

~

Erik Bindervoet en Robert-Jan Henkes vormen een opvallend tweetal aan het vertalersfront. Ze wagen zich aan beide kanten van het literaire universum: high én low brow. Naast Schopenhauer, Shakespeare en Joyce hielden ze zich bezig met liedteksten van The Beatles, dagboeken van Kurt Cobain en kronieken van Bob Dylan.

Niet-Nederlands

Hun meest in het oogspringende vertaalproject is Finnegans Wake. Dit cyclische droomverhaal over kastelein Earwicker die belasterd wordt, bestaat uit vaak ongrijpbare zinnen. Ellenlange zinnen die opgebouwd zijn uit talloze woordspelingen, waarin een zestigtal talen door elkaar heen buitelen, waaronder ook het Nederlands. Naar eigen zeggen zette het vertaalduo Joyces boek dan ook om van het niet-Engels naar het niet-Nederlands. Finnegans Wake is een eindeloze woordenstroom die door je hoofd schuift tijdens een onrustige slaap.

Zesentwintig letters

Aan de hand van de zesentwintig letters uit het alfabet gaan Bindervoet en Henkes uiteenlopende kanten van deze unieke roman langs: de geboorte van het boek, het hoe en wat van de personages, de onderliggende systemen in Joyces roman, de typisch Wakeaanse woordspelingen, het gebruik van geluid, de rol die vader Joyce speelde enzoverder. Ook is een redevoering opgenomen die het duo gaf voor het Internationaal Wakeologisch Genootschap, waarin het een restauratie van de tekst afwijst. Deze zou nodig zijn doordat de drukker in 1939 honderden spelfouten en omissies heeft aangebracht in het boek. Daarnaast doet het tweetal verslag van twee van de jaarlijkse James Joyce conferenties die ze bezoeken. Het gehele boek wordt daarbij consequent in de eerste persoon meervoud geschreven.

Bindervoet en Henkes baseerden hun vertaling op het genealogisch onderzoek dat ze uitvoeren. Hoe bedoelde Joyce dit of dat woord precies? Ze doorzochten de tientallen werkschriftjes die de schrijver hanteerde, waarin woordenlijstjes of oerversies van passages staan. In elk land dat Joyce bezocht noteerde hij woorden. Hiernaast spelde hij de kranten op vreemdaandoende uitdrukkingen. Wanneer hij ze gebruikt had in zijn boek, dat bijna tot het eind Work In Progress heette, streepte hij ze in het schrift door.

Niet puzzelen

De lezer moet zich vooral niet al puzzelend door het boek heenwerken, benadrukken Bindervoet en Henkes. Daar hebben ze een hekel aan. Terwijl ze zelf tot in het kleinste detail willen weten welke verwijzing Joyce incorporeerde in weer één van zijn neologismen, moet de lezer associërend van het boek genieten. Als ze het hebben over het waarom van het jaar 1132, waarin het verhaal zich afspeelt, merken ze op:

Maar dat is allemaal nog niets vergeleken bij de verbanden die gelegd kunnen worden door het veelkoppige megabrein van het Joyceaanse mondiale lezerspubliek. En in feite is dat precies wat Joyce voor ogen had met zijn schijnbaar lukraak gekozen datum: niet de denotatie van 1132 doet er zoveel toe, maar vooral de connotatie (…).

Tekenend is in dit geval een dialoog die het tweetal verderop voert:

Finnegans Wake onttrekt zich aan de representatie, zeker de eenduidige representatie, zoals je het over een duif hebt, dat je dan gewoon ‘een duif’ schrijft.

– In Finnegans Wake kun je het net zo goed over een druif hebben, en dan heb je het misschien toch over een duif, maar dan een die in trossen langsvliegt en wellicht in de rui is omdat hij de r in de maand heeft opgegeten.

– Realiteiten worden virtualiteiten, denotatie wordt connotatie. Alles vervloeit door dit machtige taalspel. Alle kunst wil muziek worden. En Finnegans Wake is daar het meest gelaagde en geslaagde voorbeeld van.

– Als mensen vragen: betekent het helemaal niets, moet het antwoord luiden: alleen in de zin waarin een fuga van Bach niks betekent.

– En het is alleen vertaalbaar in de zin waarin een fuga van Bach onvertaalbaar is. Maar niet onvertolkbaar dus.

Met dit in het achterhoofd is het dan verbazingwekkend dat de vertalers een twintigtal bladzijden verderop afgeven op verschillende postmoderne filosofen, die Joyce steevast waarderen. Hun bewering dat de lezer zelf de uiteindelijke schrijver is, wordt door het duo afgedaan met de opmerking: ‘Deze mensen zijn vooral geïnteresseerd in zichzelf en de galm die ze produceren.’ Een goedkoop wegwerpgebaar naar personen die iets gelijksoortigs beweren als zijzelf, gezien het voorgaande.

Persoonlijke vertaling

~

Aan de hand van de Finnegancyclopedie wordt duidelijk hoe persoonlijk het vertaalproces in dit geval bleef. Bindervoets en Henkes’ private associaties blijken bepalend voor veel van de gemaakte keuzes. De vertaling had ook heel anders uit kunnen vallen. ‘Finnegans Wake is niet een boek dat zich op één manier laat lezen, laat staan laat vertalen’, zeggen ze zelf. Het duo werd na het uitkomen van hun ‘vernederlandsing’ alleen al geprezen om het feit dat ze het schier onvertaalbare werk wisten te vertalen. Dit zegt niks over de kwaliteit ervan; die is namelijk erg moeilijk vast te stellen bij deze uitzonderlijke roman. Getuige hun kritisering van andermans vertaling van Finnegans Wake is het al een welhaast onmogelijke opgave om te bepalen wat nu een juiste benadering voor vertaling zou kunnen zijn. Bindervoet en Henkes wekken daarbij wel vertrouwen door hun uiterst zorgvuldige manier van werken.

De Finnegancyclopedie is een interessante verkenning van James Joyce en zijn manier van werken. Dit is echter pas gaandeweg het boek het geval. Bij een dergelijk hermetische creatie is heldere secundaire literatuur prettig. Helaas houdt het vertalersduo zelf ook van woordspelig schrijven en lastig te volgen passages. Hierdoor zijn sommige hoofdstukken minder genietbaar. Deze aanpak voelt aan als een zwaktebod, waartoe het tweetal zich wellicht gedwongen voelde doordat het theoretisch minder onderlegd is dan taaltechnisch, of in ieder geval meer geïnteresseerd is in het laatste dan het eerste.