Boeken / Fictie

Een dibboek op de divan

recensie: Elie Wiesel (vert. Frans de Haan) - Een waanzinnig verlangen om te dansen

.

Een collega van Thérèse die niet joods is, heeft Waldman naar haar doorverwezen, omdat hij denkt dat zij met haar joodse achtergrond meer voor hem kan betekenen. Ergens voelt Thérèse al dat ze het niet makkelijk gaat krijgen met haar nieuwe patiënt: ‘Eerlijk gezegd wilde ik eerst weigeren. Ik houd er niet van de medische wetenschap volgens etnische of religieuze criteria in te delen.’

Dibboek

De Holocaust, eenzaamheid en bovenal angst voor de waanzin zijn elementen die haar nieuwe patiënt meebrengt de spreekkamer in. Waarvan het laatste, de angst voor de waanzin, door Wiesel wordt omschreven als het hebben van een ‘dibboek’: een wezen dat je ziel overneemt en zorgt dat je krankzinnig wordt.

Ik ben bang. En als ik niet bang ben, ben ik bang, niet bang te zijn. Bang mijn stabiliteit, mijn verstand te verliezen. Voor krankzinnigheid dokter, goed, ik moet het woord wel uitspreken, daarvoor ben ik bevreesd. Als mijn kwaal opdoemt, komt hij niet uit anderen, maar uit mijzelf. De verleidingskracht en de vernietigende macht daarvan, het vermogen alles aan wankelen te brengen, in alles binnen te dringen, over alles een deken te leggen, daar ben ik bang voor.

Terwijl Doriel in zijn eigen gedachte- en gevoelswereld een gebrek aan controle ervaart, probeert hij binnen de therapiekamer de touwtjes in handen te houden. Hij weigert in eerste instantie op de divan plaats te nemen, wil van zijn therapeute dingen uit haar persoonlijke leven weten, en staat met regelmaat zeer sceptisch tegenover haar en haar behandelwijze, de psychoanalyse.

Thérèses voorgevoel was juist, ze heeft de lastigste patiënt uit haar carrière op haar divan liggen. Op de divan ja, want kleine successen worden er in de loop van de sessies wel geboekt. Maar haar huwelijk lijdt onder het getob over haar patiënt. Wanneer ze het gevoel heeft Doriel niet meer te kunnen helpen, beëindigt ze de therapie. Zeer tegen haar gewoonte in geeft ze hem de aantekeningen die ze tijdens de sessies maakte.

Enige overlevende

Deze aantekeningen en de brieven die Doriel aan zijn overleden ouders schrijft, vertellen zijn levensverhaal, samen met stukken geschreven vanuit het perspectief van Doriel en Thérèse. Doriel is geboren in Polen. Met zijn vader zit hij tijdens de oorlog ondergedoken: een periode waarin hij niet mag praten vanwege de constante dreiging ontdekt te worden. Zijn moeder gaat in het verzet en wordt begeerd, en mogelijk nog meer, door een verzetsgenoot genaamd Romek. Op zijn elfde is Doriel de enige overlevende van het gezin. Zijn ouders kwamen om bij een auto-ongeluk, en ook broer en zus overleefden de oorlog niet. Doriel wordt opgevangen in het gezin van een strenggelovige oom.

Later reist hij door de wereld, twijfelt hij aan zijn geloof en komt hij verschillende vrouwen tegen die uitvoerig beschreven worden, maar aan geen van hen kan hij zich binden. Romek laat hem zijn hele fortuin na. Een besmet fortuin, want het bevestigt zijn vermoeden dat er iets speelde tussen zijn moeder en Romek.

De moeder-zoonrelatie, de suggestie dat zijn moeder zijn vader ontrouw was, het schuldgevoel omdat hij zijn ouders overleefde: het is koren op de molen van de psychoanalytica. Jammer dat Wiesel haar personage niet wat meer heeft uitgediept. Haar therapie heeft uiteindelijk succes, maar doordat zij en haar werkwijze nogal clichématig zijn neergezet, komt dat ongeloofwaardig over.

Getuigenis

Mensen die zoiets verschrikkelijks hebben meegemaakt dat ze de grip op zichzelf en hun omgeving kwijtraken, dat ze breken: niet voor niets is het een terugkerend thema in het werk van deze schrijver. Wiesel (1928) werd geboren als zoon van orthodoxe joden van Hongaarse afkomst. Het hele gezin werd in de oorlog gedeporteerd en zijn ouders kwamen om in een concentratiekamp. Wiesel overleefde en stelde zichzelf tot taak te getuigen, de herinnering aan wat er gebeurd is levend te houden.

Dat maakt van Een waanzinnig verlangen om te dansen niet bepaald een boek voor in de vakantiekoffer. Wiesel slaagt er goed in de angst die zijn hoofdpersoon in de klem heeft, over te brengen. Met name het eerste deel van het boek leest als het verslag van iemand die totaal geen grip meer heeft op zijn gedachten. Daarnaast maken de vele wisselingen van perspectief dat je als lezer goed bij de les moet blijven. De indrukwekkende levensgeschiedenis blijft echter prikkelend genoeg om door te lezen en een beloning – voor de echte doorzetter – is er ook. Een verrassend slot.