Zelfvernietiging als levensdoel
Soms weet je als je een boek dichtslaat niet of je zojuist een geniaal of juist een gebrekkig verhaal hebt gelezen. Bleke hemel, het zesde boek van Edzard Mik is een goed voorbeeld van zo’n boek. Feit is dat het je vooral met een onbevredigd gevoel achterlaat.
Centraal in Bleke hemel staat de ik-figuur Bertrand Barend, die een brief schrijft aan zijn vriendin Anna om haar te vertellen, of beter gezegd, op te biechten wat zich in de voorgaande weken heeft afgespeeld. Bertrand, of Bertje, is een gevierd acteur die zojuist met veel succes de hoofdrol in het toneelstuk Oedipus te Colonus heeft vertolkt. Na afloop van een voorstelling wordt hij in zijn kleedkamer benaderd door jeugdvriend Bob, die hem vertelt dat hij stervende is en Bertrand overhaalt om als regisseur van een internationaal gezelschap hetzelfde stuk in de bergen van Bulgarije in te studeren. Daar worden zij herenigd met hun gezamenlijke jeugdvriendin Carina, die zij overhalen om de hoofdrol te vertolken. Naarmate het verhaal vordert, steken oude gevoelens als jaloezie en liefde de kop weer op, wat uiteindelijk tot een dramatische climax leidt.
Fulchran Jean Harriet, ‘Oedipus at Colonus’ |
De verstandhouding tussen Bob en Bertrand is nauwelijks als een vriendschap te omschrijven. Beide mannen klampen zich aan elkaar vast en stoten elkaar af, om geheel verschillende redenen. Bertrand heeft Bob nodig omdat die hem de kans geeft om te ontsnappen aan het succes waar hij geen raad mee weet: “Het is geen onverdeeld genoegen gelauwerd te worden. Succes hebben, doen wat je geacht wordt te doen, dat heeft geen ruimte in zich. Ik vind mislukken interessanter, ik word liever afgewezen.” Bob ziet Bertrand op zijn beurt als de persoon die hem kan helpen om voor zijn dood zijn droom te verwezenlijken: een groots toneelstuk opvoeren, waarbij Bob zich steeds sterker vereenzelvigt met de hoofdpersoon Oedipus, die vol wrok zijn einde ziet naderen.
Met Bleke hemel brengt Edzard Mik een aantal thema’s uit zijn eerdere werk bijeen. Net als in De bouwmeester gaat een succesvol kunstenaar naar het buitenland om zich aan een onzeker en vooraf gedoemd project te wagen, en net als in Laatste adem bepaalt een aangekondigde dood de verhaallijn. Edzard Mik hanteert daarbij een dwingende en directe schrijfstijl. Door gebruik te maken van veel opsommingen en gebroken zinnen worden de scènes als het ware aan de lezer opgedrongen: “Voor ik er erg in had, stormde ik door de deur, sprong over de treden, liet het grind knarsen onder mijn voeten, vertraagde om de hoek, haalde haar even buiten het parkeerterrein in en vroeg hijgend maar zo nonchalant mogelijk of ik met haar mee zou lopen…”
Veel vragen, weinig antwoorden
Die haast pompende stijl leidt tot een teveel aan tempo. Op te weinig momenten worden de beweegredenen van de hoofdpersonen uitgewerkt of zelfs maar aannemelijk gemaakt. Bertrand stelt zichzelf voornamelijk vragen over zijn motieven: “Ik wist niet eens wat ik er zocht, waarom ik op Bobs verzoek was ingegaan. Was het vanwege hem? Zijn wanhoop die nog groter was dan de mijne en aan mij trok zoals de aarde aan de maan? Of wilde ik trouw zijn aan een jeugdvriend? Had ik medelijden met hem en wilde ik hem op de valreep een gunst bewijzen?” Etcetera. Stuk voor stuk goede vragen, die echter nergens in het verhaal worden beantwoord. Omdat daarnaast in het verhaal diverse losse eindjes blijven bungelen, wordt de lezer constant op afstand gehouden, iets wat wordt versterkt door de briefvorm en het feit dat al vroeg in het verhaal de dood van een van de hoofdpersonen wordt ‘verklapt’.
De afstand die tussen de lezer en het verhaal blijft bestaan zal ongetwijfeld de bewuste keuze zijn van de auteur, maar de vraag is of dat een gelukkige opzet is geweest. Het verhaal is weliswaar opgebouwd rond een sterke plot en de manier waarop het eeuwenoude verhaal van Oedipus wordt verweven met de twijfel, de woede en hang naar zelfvernietiging van de hoofdpersonen, is knap en vakkundig vormgegeven. Maar door het hoge tempo lijkt het slot te worden afgeraffeld, terwijl het verhaal toch echt alle elementen in zich heeft om naar een bloedstollend einde te voeren. Het grootste gevaar is dat de afstand tussen lezer en hoofdpersonen tot onverschilligheid leidt. Je krijgt haast het gevoel dat je toeschouwer bent bij een matige toneelopvoering, met worstelende en zwoegende acteurs die beseffen dat ze de verkeerde rol hebben toebedeeld gekregen en daardoor niet kunnen overtuigen. Dat zou een prachtige symboliek kunnen zijn en als dat ook de opzet van Edzard Mik was, is hij daarin vorstelijk geslaagd. Het probleem is alleen dat je uiteindelijk toch naar dat matige toneelstuk hebt zitten kijken.