Het snobisme van een junk
Twijfelend tussen de salade met geitenkaas of de uiensoep zegt Patrick het voor het eerst: hij werd vanaf zijn vijfde misbruikt door zijn vader. Edward St Aubyn (1960), afgekickt van zijn heroïneverslaving, gebruikte de traumatische gebeurtenissen uit zijn eigen leven voor deze opmerkelijke trilogie. Een misantropisch verhaal over de zonden van de upper class, niet gespeend van een behoorlijke portie zwartgallige humor.
In tegenstelling tot Patrick verraste St Aubyn zichzelf toen hij tijdens een interview eerlijk antwoord gaf op de vraag die nog niemand had durven stellen. Dat zijn vader hem bedreigde om de waarheid verborgen te houden, maakte het schrijven van Wat heet hoop een emotioneel slopend karwei, zij het met een kathartische werking. The Guardian schrijft dat hij de trilogie grotendeels gekleed in een handdoek heeft geschreven, zwetend als een otter. Op 28-jarige leeftijd besloot St Aubyn zelfmoord te plegen als hij het boek niet af zou krijgen. Gelukkig kwam Some Hope in 1992 uit en ligt de vertaling nu in Nederland op de planken.
Old money
Dat het vervolg op de trilogie Moedermelk zo’n groot succes zou zijn, had hij op dat moment vast niet durven hopen. Het boek belandde op de Shortlist van de Booker Prize 2006, wat op zichzelf al een bijzondere prestatie is voor een schrijver van dergelijk komisch kaliber. In haar kern is Wat heet hoop echter een ander verhaal, een voorloper omdat St Aubyn geen tijd wilde verspelen aan de “pseudo-originaliteit” van het verzinnen van een nieuw personage.
Ik kijk niet neer op mensen uít de middle class; integendeel, hoe verder ze eruit zijn hoe beter,’ zei Nicholas en trok aan zijn manchetten. ‘Ik walg juist van mensen ín de middle class.
David Melrose, de vader van hoofdpersoon Patrick, manifesteert zich al vrij snel als een sociopaat die de overtreffende trap bestijgt. Via het verdrinken van mieren en het vernederen van zijn vrouw – die hij op handen en voeten vijgen van de grond laat eten – vindt hij uiteindelijk zijn niche in de pedofilie. Dat deze wrede vormen van manipulatie, samen met zijn aanzienlijke fortuin, hem tot de heerser van de benauwende lokale elite verheffen, is funest voor iedereen in zijn nabije omgeving. Wat heet hoop draait dan ook om de haat die hij zaait, het plaatsvervangende schuldgevoel en het streven naar vergetelheid of vergiffenis.
Lieben und arbeiten
De drie delen van het werk, waarin slechts enkele dagen uit het leven van de getergde hoofdpersoon worden beschreven, geven een impressie van de verschillende fasen van Patricks jonge leven. De door drugs doordrenkte tocht naar het crematorium, ter gelegenheid van het overlijden van zijn vader, is daarbij zonder twijfel het meest episch van opzet. Het is echter juist de beschrijving van het aristocratische machtsvertoon tijdens een etentje in (land)huize Melrose dat de grootste indruk achterlaat. De onderlinge verhoudingen tussen de gasten doen de bijrollen in het verhaal tot leven komen op een manier die pas in het derde deel opnieuw wordt benaderd. Een mooi voorbeeld hiervan is het moment waarop de Franse ambassadeur in een vrij komische persiflage saus morst op de jurk van prinses Margaret. Direct wordt er gevreesd voor een politiek conflict, wat de prinses in al haar nobelheid afwendt door de man compleet de grond in te boren.
Zoals in de trilogie wordt opgemerkt meende Freud dat het leven zingeving vindt in de liefde en werken voor anderen. Dat liefde en werk nu net de twee dingen zijn die structureel lijken te ontbreken in het wereldje waarin Patrick zich begeeft, is wellicht typerend voor de wijze waarop St Aubyn naar de upper class kijkt. Erudiete mensen die uiteindelijk domme ganzen bleken, zo beschrijft Patrick de mensen waar hij mee opgroeide. Hoewel opgroeien iets is waar de meeste personages zich niet schuldig aan hebben gemaakt. De junkie Patrick is als een kind onder kinderen en wordt alleen maar getolereerd op het speelplein vanwege zijn afkomst. De afkomst die hij juist het liefste zou ontsnappen. Omringd door mensen die citaten van Henry James repeteren om hun onzekerheid te verbergen en iedereen afbranden om zelf maar niet afgebrand te worden, worstelt Patrick met de vraag hoe hij zijn vader moet herinneren. Was hij een monster of slechts een zielig man?
Puntigheid
‘Victor, vormen twee mensen een groep?’
‘Slechts een deel van een groep, ben ik bang.’
‘Bedoel je,’ zei Anne vol afschuw, ‘dat we aan deel-van-een-groep-seks gedaan hebben?’
De humor is, zoals gezegd, nooit ver te zoeken en zeer vermakelijk. Het ontbreekt St Aubyn echter ook niet aan de nodige, bij tijden zeer fraaie, beeldspraak.
‘Naar beneden in de trage, bedompte lift, langs de achterlijke, dikke conciërge, de straat op. De schok om opnieuw onder die fletsere, weidsere hemel te staan, volkomen onbeschermd. Zo moet de oester zich voelen als het citroensap naar beneden drupt.’
Helaas leent het Nederlands zich niet zo goed voor de stiff upper lip van de Engelse elite, waardoor de puntigheid van veel dialogen in de vertaling verloren raakt. De authenticiteit van de verhaallijn houdt daarentegen stand. Met name de hallucinaties die St Aubyn in het tweede deel beschrijft geven ongetwijfeld een accuraat beeld van de frustrerende herhaling binnen de vicieuze cirkel waarin Patrick zich bevindt. Uiteindelijk gaan deze ervaringen echter iets te veel overheersen, waardoor het tweede boek uitloopt in een vrij vermoeiende weergave van de scoringsdrift van een junkie.
Het aanraden van Wat heet hoop gaat gepaard met gemengde gevoelens. Een trilogie die zó zeer steunt op die typisch Britse spitsvondigheid boet toch in aan kracht in de omzetting naar een andere taal. Een sterk begin en een mooi, maar enigszins gekunsteld einde doen daarnaast een slepend middenstuk niet geheel vergeten. Desalniettemin vormt deze vrij lijvige verzameling van drie kortere werken op zijn minst een boeiende opmars voor de latere jaren van (pseudo-)Patricks fictieve bestaan in Moedermelk, wat St Aubyn daar ook van mag zeggen.