Boeken

Expeditie door de niet-hedendaagse Europese cinema

recensie: Dirk Lauwaert - Dromen van een expeditie. Geschriften over film, 1971-2001

De Vlaming Dirk Lauwaert is geen filmrecensent, maar een kunstcriticus die over films schrijft. Niet dat hij geen hart voor films heeft: de essentie van veel van de essays en kritieken die in deze bloemlezing zijn opgenomen is een groot persoonlijk enthousiasme.

De auteur kijkt met een intellectuele maar niet louter wetenschappelijke blik, die resulteert in bedachtzame, hoogst persoonlijke kritiek. Na Bertolucci’s Last Tango in Paris gekraakt te hebben, stelt hij: “Definitief oninteressant voor mij.” Eerlijk is hij ook: zo tref je een fraai artikel aan over zijn fascinatie voor porno.

Bondig

Scène uit David Cronenbergs 'Dead Ringers'
Scène uit David Cronenbergs ‘Dead Ringers’

Lauwaert heeft geen waardering voor het massavermaak van Hollywood, maar des te meer voor de grote Europese cineasten (Visconti, Pasolini, Fassbinder, Kieslowski). Dit is te verwachten van iemand die zijn filmkritieken in kunsttijdschriften schreef (onder andere in Kunst en Cultuur), maar wel wat jammer. Films en filmmakers als Spielberg verdienen wellicht meer, maar aan de andere kant is de manier waarop hij ze kraakt wel pakkend: die is niet cynisch, maar vaak bondig en gevat. De auteur verloor ook al gauw interesse in de hedendaagse cinema (zouden er volgens Lauwaert geen interessante films meer worden gemaakt?). Ook jammer, maar bovendien kortzichtig: zijn korte kritiek op de stand van zaken anno 1996 is het simplistische commentaar van iemand die niet verder wil kijken dan zijn neus lang is. En waar was Lauwaert in de jaren ’80? Zijn enige kritieken uit die tijd gaan over oudere films.

Boeiend

Scène uit 'Wolf'
Scène uit ‘Wolf’

Wat overblijft is een fraaie collectie artikelen die een breed spectrum beslaat: van stomme films tot moderne arthouse, van fysieke acteerstijlen tot cameravoering, van mise-en-scène tot bioscoopstoel. Lauwaerts stem is zwaar intellectueel maar nauwelijks autoritair. Niet die van een filmtheoreticus, maar van een bredere kunstkenner die met veel inzicht en een heldere blik naar films kijkt. Je moet wel van zijn schrijfstijl houden: hij weigert een essay van een conclusie te voorzien, en de vorm is bij hem even belangrijk als de inhoud. Dit levert vaak boeiende verhandelingen op, die misschien wel het best zijn als ze alleen opmerkingen en observaties bevatten.

Het tweede deel van het boek bevat langere essays: waarderingen van in vergetelheid geraakte acteurs (Alain Cuney, Jean Seberg) en bijvoorbeeld een eloquent essay over de kern van David Cronenbergs oeuvre. Deze artikelen zijn interessant, maar de korte kritieken uit het eerste deel zijn beter leesbaar. Daar vertelt hij in een paar zinnen waarom een film als Wolf als fantastiek verkeerd gefilmd is, of verklaart hij het verschil tussen Bette Davis en Marlene Dietrich. Een voorbeeld van hoe succinct hij zijn mening weet te verwoorden: “een snelcursus in psychische weerbaarheid” noemt hij de nieuwe geweldsfilms uit de vroege jaren ’70. Je vraagt je af wat hij over de horrorfilms van de 21e eeuw zou schrijven.