Een stofje hier, een oplichtend vlekje daar
De werking van de hersenen is boeiende, maar ook ondoorgrondelijke materie. Het is verheugend dat er met Wij zijn ons brein een boek is verschenen waarin op toegankelijke en prettig leesbare manier een tipje van de sluier wordt opgelicht over de werking van het brein. Dick Swaab, al decennialang een vooraanstaand hersenonderzoeker, laat een breed scala aan fascinerende onderwerpen de revue passeren.
Allereerst de duizelingwekkende weetjes: de zenuwen in onze hersenen zijn met elkaar verbonden door zo’n 100.000 kilometer zenuwvezels, ieder mens heeft circa 100 miljard neuronen in zijn brein en, ook interessant, ons brein draait op 15 watt, wat overeenkomt met energiekosten van zo’n 12 euro per jaar.
Verder is er aandacht voor onderwerpen als de mogelijke invloed van hormonen op het ongeboren kind, de chemie van verliefdheid, het functioneren van de hersenen tijdens seks, de werking van drugs (bijvoorbeeld waarom je geen overdosis cannabis kunt nemen), depressie, en factoren in de hersenen die homofilie en pedofilie zouden verklaren. Ook beschrijft Swaab diverse fascinerende ziektebeelden, zoals de vervreemding van een eigen ledemaat, waardoor iemand daar vanaf wil. Genoeg te beleven dus voor de geïnteresseerde leek en zeer inzichtelijk en helder beschreven.
Homokwabje
Swaab hangt een bij uitstek materialistische visie aan, zoals de titel Wij zijn ons brein op welluidende wijze al zegt. Swaab gaat ervan uit dat alle kenmerken van ieder individu vastliggen in de hormoonhuishouding en de bouw van de hersenen. Begin jaren negentig verwierf hij bekendheid door een vergrote biologische klok aan te wijzen in de hersenen van homo’s (het ‘homokwabje’). Hij kreeg een storm van verontwaardiging over zich heen, omdat hij homoseksuelen – haast letterlijk – zou stigmatiseren. Inmiddels heeft Swaab het tij mee met zijn visie, maar enige scepsis is nog steeds op zijn plaats. Zouden álle homo’s echt zo’n vergroot vlekje hebben? Zijn mensen wel voor honderd procent homo of hetero? En hoe weet je precies in hoeverre een overledene wiens hersenen je bekijkt homo is?
Zo zijn Swaabs conclusies wel vaker erg rechtlijnig, met weinig oog voor mogelijke andere factoren, bijvoorbeeld bij het ontstaan van een depressie of schizofrenie. Andere hersenwetenschappers zijn ervan overtuigd dat er in het brein geen een-op-een verhouding is tussen gebied en functie, en wijzen op de ondoorzichtigheid en flexibiliteit van de werking van de hersenen. Hersenen zijn uitermate glibberige materie; niet alleen letterlijk. Swaabs boek suggereert echter aan de hand van scans en vlekjes dat de werking van de hersenen vrij inzichtelijk is.
Het gezonde verstand komt in dit boek wel vaker in opstand. Swaab stelt dat kinderen van een moeder die tijdens de zwangerschap heeft gerookt, negen keer zoveel kans hebben op ADHD. De diagnose ADHD is echter zeer omstreden, omdat deze puur op interpretatie is gebaseerd. Bovendien zou je op grond van Swaabs veronderstelling mogen verwachten dat er onder bepaalde generaties kinderen, vooral uit de jaren vijftig, zestig en zeventig toen moeders vrolijk doorrookten tijdens de zwangerschap, een extreem groot aantal ADHD-ers zou zitten. Terwijl deze diagnose juist pas sinds de laatste twintig jaar in opmars is, precies de periode waarin roken tijdens de zwangerschap spectaculair is afgenomen.Criminaliteit als ziekte
Swaabs bevindingen hebben overigens interessante, vergaande ethische implicaties, bijvoorbeeld wat betreft misdaad. Hij ziet criminelen als patiënten, als slachtoffers van hun gebrekkige hormoonhuishouding of hersenontwikkeling. Criminaliteit zou puur te verklaren zijn uit genetische factoren en de ontwikkeling als ongeboren kind. Maar hoeveel mededogen hier ook uit spreekt, het is een ongenuanceerd standpunt dat voorbijgaat aan de mogelijkheid van een samenspel van factoren. En wanneer is iemand eigenlijk crimineel? Als hij iemand vermoordt? Als hij een overval pleegt? Als hij iets uit een winkel steelt?
Het moet gezegd, een leesbaarder boek over de werking van de hersenen is nauwelijks denkbaar. Door hier en daar een casus van een interessant ziektebeeld te bespreken, à la Oliver Sacks, wordt het boek nog aansprekender. Bovendien is Swaab begiftigd met een aangename droge humor. Maar hoewel hij terecht wijst op de invloed van fysieke factoren op ons gedrag, zou enige nuancering en oog voor de beperkingen van de hersenwetenschap op haar plaats zijn. Hoe mensen worden wie ze zijn is – gelukkig én helaas – zo makkelijk nog niet te verklaren.