Poëzie zonder opsmuk
Daniël Dee (Empangeni, Zuid Afrika 1975) was in het seizoen 2000-2001 samen met Petra Else Jekel huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is redacteur van het literaire tijdschrift Krakatau, draagt zijn werk regelmatig voor op poëziefestivals en -avonden en publiceert een deel van zijn werk op het internet. In 2001 stelde hij een bloemlezing samen van het werk van jonge dichters in de 21e eeuw, met de titel Vanuit de lucht. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. Uitgebracht door uitgeverij Passage, die in 2002 ook zijn debuutbundel 3D, schetsjes van onvermogen publiceerde. Samen met de dichter Tsead Bruinja stelde hij in 2004 de bundel Kutgedichten en in 2005 Klotengedichten samen. Zijn nieuwste dichtbundel heet Vierendeel en verscheen onlangs bij uitgeverij De Geus.
Een tweede publicatie na een succesvol debuut wordt vaak extra kritisch ontvangen. De grote vraag is of de hooggeschapen verwachtingen die het debuut teweeg heeft gebracht, nu ook ingelost worden. Dee heeft in elk geval de goedkeuring weten te oogsten van de dichter Jules Deelder, die in een citaat op de omslag laat weten dat “…er zijn genoeg meelopers en na-apers, maar alleen Daniël Dee beschouw ik als een waardig opvolger”.
Romantische rebellen
De gedichten in Vierendeel hebben inderdaad een aantal belangrijke raakvlakken met het werk van Jules Deelder. Beide dichters verzetten zich als romantische rebellen tegen de saaiheid en de sleur van het burgerlijke leven. Beiden doen dit vanuit een (post)modern, stedelijk perspectief. Met de gedichten in Vierendeel laat Dee zien dat hij overbekende thema’s zoals het verlies van onschuld, liefde, seks en dood, opnieuw weet te gebruiken zonder daarbij sentimenteel of gemakszuchtig te worden. Het gedicht Wie walst er met me mee is hier een voorbeeld van, hij schrijft daarin:
De dood is een oneindige woestijn
met lekker warme lippen
vleit ze me naar binnen
kom ze wachten al zo lang
Bekentenis
In sterke, helder geformuleerde dichtregels confronteert de dichter zijn lezer direct met zijn kritiek op het maatschappelijke leven, altijd geschreven vanuit een ik-persoon. Vaak kiest hij daarbij voor een vrij traditionele vorm, met een vertellende titel, in meerdere strofen en met een duidelijk en regelmatig ritme. In sommige van zijn gedichten laat hij deze vormelijkheden juist helemaal los. Deze gedichten lezen als een bekentenis die in één ademtocht wordt geuit, alsof de ik-figuur zijn gedachten snel wil verwoorden voordat het te laat is. Bijvoorbeeld in het korte gedicht Mijn lievelingsuitrusting:
geen herriejuwelen lippenstifttics maar ingesmeerde
dragende benen tot aan haar zoet taboetje het sleutelgat
in haar bolle buikje peeping hole dronkenmakende roemer
maar anders het zijn de woorden niet hoe verover ik je
hart en ja ja ja ook je onderbuik zing ik voor haar
een leven lang te weinig want er is nog zoveel meer
vogelvrij privé-terein
Een jaloersmakend krachtig, compact en raak gedicht. Zonder opsmuk, elk woord precies op de juiste plaats. Deze dichter weet zijn woorden zo naast elkaar te zetten dat het contrast optimaal is en elk woord maximaal effect heeft. Op die manier weet hij vaak onverwacht subtiele en fantasievolle beelden op te roepen. Zo schrijft Dee in de laatste regels van zijn gedicht Woorden van geliefden:
hoop dat jij niet boos of beledigd bent maar de tijd neemt om alles
te laten bezinken zal ik deze week nog langskomen om te praten
of te kletsen of allebei en tussendoor
buiten is het herfst daar waait het zo mooi blaadjes
Geen l’art pour l’art
Bij al zijn aandacht voor taal en woordkeuze zorgt Dee er steeds voor dat de inhoud niet overschaduwd wordt maar juist versterkt. Dit is geen l’art pour l’art. Dee is een dichter met een boodschap. Wie niet tegen een dergelijk ouderwets engagement kan zal zich waarschijnlijk ergeren aan het dwingende karakter van Dee’s gedichten. Voor wie zich daar wel in thuisvoelt of bereid is daar enige moeite voor te doen zal deze bundel een positieve verrassing zijn.