De moderniteit als gedachte-experiment
Tien jaar geleden stelde Bruno Latour nog dat we nooit modern zijn geweest. Voor de Canadese filosoof Charles Taylor is dit flauwekul. We zijn zo modern als maar kan, alleen moderniteit kent vele gezichten, zo maakt hij aannemelijk in zijn Moderniteit in meervoud.
Eén van de grote studiegebieden van de moderne filosofie is de moderne tijd zelf. Wat is moderniteit en wat maakt ons eigenlijk modern? In zijn nieuwste boek laat Charles Taylor in grote lijnen de ontwikkeling van onze westerse moderniteit zien. Net als Richard Rorty, die andere grote Noord-Amerikaanse contemporaine filosoof, heeft Taylor meer affiniteit met Europese denkers dan met de, een beetje starre, Angelsaksische analytische traditie. In tegenstelling tot veel van zijn Angelsaksische collega’s is Taylor niet op zoek naar eenduidige antwoorden, maar probeert hij de pluraliteit van onze geschiedenis te duiden om zo meer zicht te krijgen op wie wij zijn en wat we moeten doen om ons verder te ontwikkelen. Hierbij blijft hij altijd oog houden voor de verschillende tradities waarin de moderniteit zich geworteld heeft.
Belangenharmonie
Net als in zijn hoofdwerk Sources of the self gaat Taylor op zoek naar de morele bronnen van onze moderniteit. Daar, maar nog meer in zijn The malaise of modernity, is Taylor ook niet blind voor de schaduwzijden van de moderne opvattingen. Hij bespeurt onder andere een doorgeslagen individualiteit en daarmee het verlies van de samenhang van onze samenlevingen. In Moderniteit in meervoud schetst Taylor de historische samenhang die onze westerse wereld echter wel degelijk kent. Deze gaat terug op het natuurrechtelijke denken van Hugo de Groot en John Locke. Volgens Taylor is onze moderniteit gebaseerd op het door hen geïnitieerde principe van een soort economie, de belangenharmonie, die draait om veiligheid en welvaart: “De ideale maatschappelijke orde is er een waarin onze doelen in elkaar grijpen en ieder door zichzelf vooruit te helpen ook anderen helpt.”Sociale verbeelding
Taylor ziet deze ‘lange mars’ naar de moderniteit als een dialoog die de samenleving met zichzelf houdt. Deze mars begint dus bij Locke en De Groot, en van daaruit sijpelen de ideeën de samenleving binnen alwaar ze grondige herziening ondergaan. Dit ‘hermeneutische proces’ typeert Taylor als de ‘sociale verbeelding’, het is een voortdurend herinterpreteren van haar eigen wortels dat de moderne samenleving voortdrijft. De drie pijlers van deze sociale verbeelding van de moderniteit zijn de economie, als exponent van de welvaart, de publieke sfeer, als exponent van de vrijheid en het politieke zelfbestuur van het volk, als exponent van de democratie. Bovendien is deze sociale verbeelding een essentieel bestanddeel van de moderne samenleving: zonder een gedeeld ideaal zou onze maatschappij als een zandkasteel in elkaar zakken.
Moderniteit in meervoud
Van oorsprong vatten we moderniteit op als een breuk met de traditie en de overwinning van de rede. Taylor laat daarentegen zien hoe de moderniteit juist heel sterk leunt op het incorporeren van tradities. Hiermee komt hij ook bij zijn uiteindelijke pointe dat er meerdere wegen naar de moderniteit leiden – een niet uitzonderlijk originele gedachte, maar met zijn stijlvolle en alomvattende greep op de geschiedenis en filosofie weet hij het erg aannemelijk te maken. Helaas concentreert hij zich voornamelijk op onze westerse moderniteit, terwijl een paar niet-westerse casussen juist de ‘meervoudigheid’ van moderniteit extra kleur hadden kunnen geven. Taylor toont met Moderniteit in meervoud in ieder geval aan dat moderniteit een uniek historisch proces is en geen invuloefening. Hij doet dit met een elegante helderheid, waardoor ook de gemiddelde filosofische leek een hoop uit dit boek zal kunnen opdoen.