Gangsters en voetnoten
Anders dan de cover doet vermoeden is het hoofdpersonage uit Public Enemies niet de beruchte Amerikaanse crimineel John Dillinger, maar de FBI. Vanity Fair-correspondent Bryan Burrough dook voor zijn boek diep in de strijd tegen de misdaad die Amerika in de periode 1931-1935 in de ban hield.
‘Drie jaar nadat de eerste schermutselingen geleid hadden tot de dood van vijf mannen op een parkeerplaats in Kansas City was de Strijd tegen de Misdaad ten einde.’ Maar voordat het zover was maakten gangsters, lokale en federale agenten er een potje van. Het door Hollywood gecreëerde romantische beeld van rokende gangsters, strak gekleed in maatkostuums, getooid met hoed en vergezeld van mooie meisjes wordt door Burrough afgebroken. Bonnie & Clyde waren vies, Ma Barker was een aan puzzelen verslaafde vrouw in soepjurk en John Dillinger stierf een gewelddadige dood in een gore steeg.
Gedegen document
De opa van Bryan Burrough speelde een kleine rol in de jacht op Bonnie & Clyde. Zijn verhalen klonken als ‘avonturen uit het Wilde Westen’. Maar als opa Burrough nu nog had geleefd, dan had hij zijn herinneringen waarschijnlijk moeten herschikken. In Public Enemies worden mythes ontmaskerd door droge feiten. De vijf jaar waarin John Dillinger, Bonnie & Clyde, Pretty Boy Floyd, Machine Gun Kelly, Baby Face Nelson en de Barker-Karpis-bende Amerika onveilig maakten, zijn in een gedegen document samengevat dat soms leest als een van opa Burroughs wildwestavonturen.
Burrough begint zijn boek met foto’s van de personages. Zijn dit de mannen die dood en verderf zaaiden? Machine Gun Kelly lijkt op een gezellige barman, Shotgun George Ziegler op een manager van een AH-filiaal en Dillinger op een dandy. Na de foto’s volgen landkaarten. Ze geven per gangster of bende een overzicht van belangrijke data, plekken en delicten. Bonnie & Clyde blijken een regionaal fenomeen te zijn geweest terwijl de Barker-Karpis-bende nationale aspiraties had.
Demystificatie
Public Enemies is een boek over de FBI. De federale politieorganisatie dankt haar ontstaan aan mannen als Dillinger en Baby Face Nelson. Wie FBI zegt, zegt ook J. Edgar Hoover. Die eerste FBI-directeur creëerde mythes en legendes waarmee hij publiek en politiek bespeelde teneinde de toekomst van zijn organisatie veilig te stellen. Door diep spitten in allerhande archieven en vrijgegeven FBI-dossiers demystificeert Bryan Burrough de periode 1931-1935. Hij laat zien hoe Hoover samenwerkt met Hollywood, verhalen uit zijn duim zuigt en arrestaties in scène zet. De strijd tegen de misdaad is in feite een strijd om bestaansrecht; niet alleen van misdadigers, maar ook van de organisatie die FBI heet.
Dillingers graf
Public Enemies is een dossier dat is opgebouwd uit een aantal misdaadboeken. Boeken waarin klungelende agenten de strijd aangaan met even onhandige boeven. Na het lezen van Public Enemies hoop je dat de FBI tegenwoordig wat professioneler werkt en dat de politie vandaag de dag minder corrupt is. Het boek maakt ook duidelijk dat misdaad niet loont. De meeste gangsters eindigden met een buik vol lood en liggen voor eeuwig te rusten in stille hoekjes van vergeten begraafplaatsen.
Op een van deze begraafplaatsen, in Crown Hill, Indianapolis, ligt John Dillinger. Staand bij het graf van deze misdadiger blijkt dat Bryan Burrough zeer diep in zijn onderwerp wil duiken: ‘…om te bedenken dat hij daar daadwerkelijk ligt, minder dan een armlengte onder het gras. Je kunt naast het graf van Dillinger zitten met de morbide gedachte dat je gewoon een schop zou kunnen pakken en dat je hem dan na een paar uur graven kunt aanraken.’ Gelukkig houdt Burrough het uiteindelijk bij het laten glijden van zijn hand over de koude granieten grafsteen.