Klein leed
Sommige romans zijn nooit helemaal af, moet Bernlef gedacht hebben. Recentelijk verscheen van zijn hand Een jongensoorlog, dat volgens de schrijver zelf zijn meest autobiografische roman is. Het is een herziene versie van een boek dat in 1989 uitkwam onder de titel Achterhoedegevecht. En dat was weer een heruitgave van zijn prozadebuut uit 1965, dat Stukjes en beetjes heette. Nu heeft de auteur het verhaal nog meer tot zijn essentie teruggebracht en zijn beginnersfouten eruit gehaald. Bernlef beschrijft hoe een gewone jongen, parallel aan de Tweede Wereldoorlog, zijn eigen strijd levert bij het volwassen worden.
Buitenstaander
In eerste instantie is Michiel een buitenstaander die zich staande moet zien te houden in de nieuwe schoolklas en in het pleeggezin. Heel symbolisch loopt hij erg onwennig op zijn klompen. De jongen dient zelf uit te vogelen hoe de verhoudingen in het hem vreemde dorp liggen, bij wie hij zich aan kan sluiten en wie hij daarentegen beter kan mijden. Onder deze laatste categorie valt dokter Dulieu, een NSB’er. En dan heb je nog de vrouw van de dokter, de raadselachtige Christine, die Michiel bij hen thuis uitnodigt. Wat wil ze van hem? Zijn verwarring is groot als hij getuige wordt van oorlogszaken waar hij geen raad mee weet. Zo blijkt later dat de NSB’er nog niet zo slecht is als de mensen zeggen. Ook bij kleinere gebeurtenissen, zoals wanneer Jan Tulp in het bed naast hem masturbeert, snapt hij niet goed wat er aan de hand is:
Bijna had Michiel geantwoord op de fluisterende stem die uit het bed kwam: ‘Christine, Christine’, hijgend en met lange uithalen, maar (besefte hij nog net op tijd) niet voor hem bestemd. Voor wie dan wel? Niemand in het huis heette zo. Het bed kraakte weer. Jan Tulp zuchtte diep, alsof hij het heel warm had. Plotseling was het weer stil.
Ondoorgrondelijk
Michiel krijgt nauwelijks uitleg van anderen en het is duidelijk dat hij vaak niet begrijpt hoe iets in elkaar steekt. Daardoor registreert hij de gebeurtenissen slechts of geeft er zijn eigen naïeve draai aan. Dit heeft in de roman een vervreemdend effect. Steeds is het aan de lezer om de summiere informatie, bijvoorbeeld over het fenomeen van de moffenhoer, aan te vullen met zijn eigen kennis van de wereld. Anders valt de roman simpelweg niet te duiden. Op deze wijze problematiseert Bernlef de werkelijkheid, iets dat vaak in zijn boeken terug te vinden is. De vervreemding wordt verder nog versterkt doordat de schrijver juist op het kleine leed inzoomt in plaats van in te gaan op de grotere verwikkelingen van de oorlog. Zo wordt uitgebreid beschreven hoe de korsten op de enkels van Michiel steeds weer opengaan door het lopen op klompen.
Beginnersfout
De nadruk op schijnbaar onbeduidende details is typisch voor Bernlef, zij het dat hij dit procédé hier niet zo vergaand heeft uitgewerkt als in zijn beroemde Hersenschimmen. Ook scoort dit boek lager qua originaliteit. Sommige plotlijnen – zoals die rond een op zolder verborgen, neergestorte Amerikaanse piloot – zijn zelfs ronduit cliché. In deze tweede herziening heeft Bernlef typische beginnersfouten als onlogische perspectiefwisselingen eruit gehaald. Toch blijft duidelijk dat de roman oorspronkelijk een debuut was. Hoewel het boek best onderhoudend is, moet de schrijfstijl van Bernlef nog tot volle wasdom komen. Maar voor de echte fan van Bernlef mag dat de pret niet drukken. Een roman die de auteur zo na aan het hart ligt dat hij hem twee keer in herziene versie uitgeeft, is voor deze lezer een must.