Boeken / Fictie

Een muzikale James Bond

recensie: Bas van Putten - Drijfjacht

Drijfjacht, de nieuwste roman van muziekkenner Bas van Putten, weet boeiende muziekanalyses te combineren met een snuifje seks, een spannende zoektocht en zowaar nog een flinke knokpartij.

De held van ons verhaal, een muziekcriticus, vereert een Oostenrijkse dirigent, Kaiser genaamd, die hij goddelijke eigenschappen toedicht. Het is een fenomeen dat je in de wereld van de klassieke muziek wel vaker aantreft: dirigenten die als een ware godheid worden vereerd. Kaiser is ronduit briljant, zo begrijpen we. “Hij weet wie Bruckner is, wie Beethoven of Mozart, en wat hen dreef, hij raadt hun gedachten; hij kan in hun geest hun verbeelding laten zingen.” Maar Kaiser is ook mateloos arrogant, want hij beschouwt zichzelf als “een muzikantentemmer”. “Ik ben de enige die op het slagveld weet waar het met jullie heen moet. Op een dag leg ik een ring van vuur om jullie heen en kijk hoe jullie allemaal verbranden.” Zo’n dirigent is het dus.

Drijfjacht

~

Dirigeren doet Kaiser overigens al lang niet meer, hoeveel geld hij ook krijgt aangeboden. Maar hij maakt wel in het geheim, op diverse plaatsen in Europa, geluidsopnamen, omdat hij zwaar ziek is. En nog wat achter wil laten. Als onze hoofdpersoon dat ter ore komt, begint hij aan een speurtocht naar De Enige, zoals hij zijn held noemt. Die ‘drijfjacht’ voert hem langs een aantal prachtige steden in Beieren, Zwitserland en Frankrijk, en in elk stadje heeft hij wel een ander schatje. James Bond is er niks bij.

Enigszins jaloers vroeg ik mezelf dan ook af: wat heeft de hoofdpersoon wat ik niet heb? Nou, een hele hoop dus, want hij kan als geen ander intens en gepassioneerd over muziek schrijven. Neem alleen al de manier waarop hij een stuk van Schumann analyseert: “Er is een machtige suggestie van bevrijding in de koperkwarten van het slot, pal voordat alles instort. Het is een stoer doen voor heel even. Dan is het over. Dan begeeft de held het.” Het is duidelijk dat we hier te maken hebben met een man die hélemaal in de muziek opgaat, en die dat mooi kan verwoorden. De muziek van de Beach Boys typeert hij bijvoorbeeld als “een geheime voorraadkamer van klokkende, getokkelde, van zomers zoemende en winters galmende geluiden, van dronken vibrafoons en ruisende cimbalen, met gedrogeerde jongenszang en het verdriet eenvoudig breed als echo’s in een gotisch huis.”

Wazige passages

Maar helaas heeft de auteur ook momenten dat hij filosofische hoogstandjes ten beste geeft die zo op het eerste gehoor best wel lekker klinken, maar die je, als je ze aan een nadere beschouwing onderwerpt, doen afvragen of we hier met briljante observaties te maken hebben, of met briljant geleuter. Ik geef twee voorbeelden: “Het unieke van muziek is dat de waarheid van de clou de schoonheid van de vorm niet aantast, zodat de mythe toch intact blijft.” Of: “Ik ben geen mens, dat wat ik ‘ik’ genoemd heb wordt steeds minder ik, steeds meer een samenvatting van de chemische verbinding tussen mij en anderen en tussen mijn en hun toevalligheid, een Ark van Noach voor de stommen en de blinden die ik toeliet in mijn rijk van zien.” Dat is geen drijfjacht meer, dat is gewoon drijfzand. En naar mijn smaak bevat de roman net iets te veel van dit soort wazige passages.

~

Maar schrijven, of beter gezegd, beschrijven, dàt kan Van Putten als de beste. Als hij de ontvangsthal van zijn chique Hamburgse hotel beschrijft, heeft hij het over edel hout en kroonluchters “die de gasten klein bluffen”. En als hij naar de verregende markt kijkt, ziet hij een maan die “als bij Anton Pieck bleek sprookjesachtig door de wolken schijnt”. Van Putten weet de pittoreske sfeer van sommige Duitse steden mooi neer te zetten.
Drijfjacht gaat echter niet alleen over dirigenten, die al dan niet terecht voor goddelijk worden versleten. En het gaat niet alleen over mythes, waar onze muziekcriticus ook aan mee heeft gewerkt, om ze vervolgens weer vrolijk door te prikken. De muziekcriticus gebruikt zijn speurtocht ook om na te denken over de relatie met zijn vrouw, die zich op dat moment in een crisis bevindt. Het boek kent dus verschillende lagen. De criticus tuigt zelfs een junk af, wat wonderlijk contrasteert met het beeld dat hij van zichzelf oproept, namelijk dat van een gevoelige muziekliefhebber, die soms nachten niet kan slapen van een mooie uitvoering. Maar Drijfjacht is vooral de moeite waard, omdat het met de passie van een levensgenieter is geschreven. De speurtocht voert onze hoofdpersoon namelijk langs een aantal prachtige steden in Beieren, Zwitserland en Frankrijk, waar hij in de mooiste hotels slaapt en in de beste restaurants eet. Onze man hoeft niet op een eurootje meer of minder te kijken. En van dat soort schrijvers hebben we er in het calvinistische Nederland, waar een glas karnemelk en een boterham met kaas vaak al als toppunt van culinair genot wordt gezien, niet zoveel.