De giftige lucht van een klaslokaal
De Leraar is de vierde roman van de Vlaamse schrijver Bart Koubaa en een verademing na het hermetische en ontoegankelijke Het gebied van Nevski. Hoewel, verademing: het boek snijdt je integendeel de adem genadeloos af, tot er op het einde niet meer dan een vacuüm overblijft.
Het begint al met de kaft, waarop een oudere man de lezer gevoelloos maar des te indringender aankijkt. Die blik zet meteen de toon van het boek: de ik-figuur die het woord voert is cynisch, hard en zonder medelijden. De naamloze protagonist is een leraar van middelbare leeftijd die lesgeeft op een beroepsschool, waar hij dagelijks wordt geconfronteerd met leerlingen van alle nationaliteiten. Die situationering doet denken aan die van de film Entre Les Murs: ongeleide projectielen voor wie het klaslokaal aanvoelt als een strafkamp, waarin ongebreideld aan muiterij wordt gedaan.
Vergane gloed
Waar de leraar uit Entre Les Murs strijdlustig de uitdaging aangaat om uit het zootje ongeregeld iets te boetseren dat van dienst kan zijn in de samenleving, verkiest de leraar van Koubaa voor een grimmige vorm van onverschilligheid. Wat kan hem hun toekomst schelen, zolang ze hem met rust laten. Hij geeft hen altijd net genoeg punten om ze het volgende jaar niet terug te hoeven zien. Ook het lerarenkorps kan hem gestolen worden: met hun geroddel en onderlinge vijandigheid zijn ze geen zier beter dan het jonge geweld in het klaslokaal.
Het boek is één lange tirade van iemand nog ergens iets van vergane gloed voelt smeulen, maar dat voortdurend bedelft onder spot, sarcasme en uitgezaaide moedeloosheid. Ooit moet hij een idealist zijn geweest die tot liefde is staat was, getuige zijn bezoek aan een zieke leerling. Maar ergens onderweg is het misgegaan.
Het voorval
De grote verdienste van Koubaa is dat zijn roman ondanks dat venijn uiterst leesbaar is: je sympathiseert weliswaar niet met de leraar, maar je kunt ‘m begrijpen. Dat komt vooral omdat hij de zaken met veel humor weet te verwoorden. Bijvoorbeeld als hij zich heel expliciet tot de lezer richt: ‘Waag het niet over me te oordelen zolang ik in leven ben. Ik moet geen lessen moraal van iemand die zijn tijd zit te verprutsen met lezen.’ Van een postmoderne sneer gesproken.
De grootste troef van het boek is echter de onderhuidse dreiging. Vanaf de eerste pagina is er sprake van ‘het voorval’, dat hier en daar ter sprake komt, maar pas helemaal op het einde zijn inhoud prijsgeeft. Daarnaast is er de mysterieuze leerling, over wie de leraar zich besluit te ontfermen, zij het op een manier die meer en meer ongemakkelijk aanvoelt. Gaandeweg, maar ontzettend zuinig, strooit Koubaa kruimeltjes rond die naar het antwoord leiden. Daardoor krijgt het boek bij momenten de allure van een thriller, hetgeen het lezen zeker veraangenaamt. Zeker omdat het verhaal in korte hoofdstukken wordt verteld: het strakke tempo blijft wonderwel van begin tot eind gehandhaafd.
Op de laatste pagina’s komt dan het antwoord en het is een mokerslag in het gezicht van de lezer. Je zou geneigd zijn te denken dat de groteske uitkomst van De Leraar het zorgvuldig opgebouwde evenwicht van het boek onderuit zou halen, maar niets is minder waar. Het einde is de oorverdovende oerschreeuw, nadat een boek lang giftige lucht werd ingezogen. De Leraar geeft een harde, maar prachtige les.
Lees hier een interview met Bart Koubaa.