Lamp is taal
Rouw met diertjes is op te vatten als een rouwbundel. Astrid Lampes poëzie springt, maar is iets ingetogener dan eerder werk.
De aanleiding voor de bundel is de dood van een hartsvriend. Het werk staat echter op zichzelf; je hoeft die aanleiding niet te weten als je de bundel leest.
Met een eenheid van meccano
Aanleidingen (of het leven) gaan altijd vooraf aan een kunstzinnig werk, dat je als eenheid in zichzelf kan beschouwen. Ook Rouw met diertjes is een eenheid en bovendien ontbreken verwijzingen naar concrete geschiedenissen. Om Lampes eenheid zit overigens geen harde schil. Eerder is het een bal van meccano: een van verbindingen vergeven associatieve eenheid met veel ruimte tot interpretatie ertussen.
Dat beeld geldt vooral voor de laatste twee afdelingen van de bundel, getiteld: ‘Dronken jol / een requiem van stills’ en ‘Maar geen kunstje gaat zo ver / stills’. Beide zijn ‘gesampelde bloemlezingen’ en zijn respectievelijk ontstaan uit Geboorten van het vers (1994) in de reeks Franse poëzie en Iets dat te groot is om te zien: Moderne Amerikaanse dichters (1991).
Sample
Onduidelijk is wat Lampe precies bedoelt met ‘gesampeld’. Heeft ze stukken tekst uit die werken gesampeld, vergelijkbaar met hoe een dj te werk gaat? Is het flarf, een procedurele manier van dichten op basis van zoekcriteria? Is dit een nieuwe methode van schrijven van Lampe? De vergelijking met muziek is niet vergezocht: samples zijn bestaande stukken muziek die op in een nieuwe samenstelling worden gecombineerd, en als je kijkt naar de opbouw van Lampes gedichten keren woorden en thema’s terug, ook uit haar eerdere bundels.
Heeft Lampe daarmee een van haar vorige bundels afwijkende bundel schreven? Of de ‘methode’ nu verschilt of niet, het werk is kalmer, ingetogener dan eerder werk. Hoewel nog steeds speels, maar wel minder, is het ook minder onnavolgbaar. Om een wat rustiger gedicht van Lampe uit Rouw met diertjes ten gehore te brengen:
De lamp is taal
En heldere waanzin.
de bloemen, ook in het donker
Komen de dingen naar voren
fluisteren
De afstanden
Een dromerige streling of een mij onbekend wiegelied.
Je zou er nog je hoofd op kunnen laten rusten
Het kwartje dat wel moest
De hierboven vertoonde ‘still’ komt uit de afdeling ‘Dronken Jol (…)’. Het is een van de minder hermetische gedichten uit de bundel, al blijft het associatieve karakter van haar werk (ook zichtbaar in het gebruik van hoofdletters en abrupte enjambementen) erin behouden. Lees je er een zelfportretje in, dan ziet Lampe (lamp) zich als een wezen van taal en heldere waanzin, waarin ze de wijze waarop de taal tot haar komt beschrijft.
Als ‘lamp’ een talig wezen is, dan moet de ook rouw worden verwoord. In de eerste afdeling, die dezelfde titel draagt als de bundel, begint het afscheid nemen, en daarmee het rouwen, al voor de dood. Je staat in het ziekenhuis als het slechte nieuws wordt bezorgd en je blijft met verlies achter. De diertjes uit de titel overigens, komen met grote regelmaat voor in de afdeling, ze lijken de dood te contrasteren. De meeste van de op anachronistische wijze geordende gedichten zijn kort, fragmenten bijna, en strijden tegen de nietszeggende gemeenplaatsen.
Neem het onderstaande, treffende gedicht waarin de vertwijfeling haast tastbaar is. De handeling lijkt vlak na het overlijden plaats te vinden, mogelijk in een gang of wachtruimte van de zorginstantie. Geen dier hierin te bekennen, alleen dood en om uiteenlopende redenen overrompelde achterblijvers.
kan het verpozen in strakke architectonische restruimten
een nieuw licht werpen op de zaak
‘Het hakt er wel in!’
zoals het door elkaar geschud worden
in de open laadbak van Jose’s pick-up
dit nevelwoud ooit had doen opschrikken
ik bedoel zo dat het kwartje wel moest