Kant en klaar
De omslag van Het huis van mijn vader, het romandebuut van de journalist Alex Verburg (1953), belooft niet veel goeds. Op de voorkant staat een vage foto van een jonge jongen die erg lijkt op de auteur van de achterflap, en die bovendien afkomstig is uit de ‘collectie auteur’. Hebben we te maken met de zoveelste roman van een veertiger die plots de behoefte voelde op zoek te gaan naar zijn kindertijd? Maar vooral de clichématige bewoordingen op de voorflap (‘De dood van zijn vader en de liefde van een volwassen man ontregelen zijn bestaan en doen hem voorgoed zijn onschuld verliezen.’) doen het ergste vermoeden.
Met enige welwillendheid zou je nog kunnen zeggen dat Alex Verburg een degelijk en niet te zwaar verhaal vertelt over Floris van Zevenhoven, die opgroeit in het Holland van de jaren vijftig en zestig. Een verhaal over een jongen die zijn vader verliest en in zijn pubertijd een verhouding krijgt met een oudere man (Olivier). De thematiek van een seksuele relatie tussen een oudere man en veertienjarige jongen is niet loodzwaar is gemaakt, zoals in veel andere boeken, die titels dragen als ‘Littekens‘, ‘Beschadigd voor het leven‘ of ‘Afdrukken in het zand‘. Dit boek draagt geen boodschap mee, geen les. Floris is niet het onschuldige jongetje dat voor de rest van zijn leven zwaar getraumatiseerd raakt. Het is wat dat betreft niet pretentieus, maar eerder licht.
NSB’ers
Een ander kenmerk dat de lezer als positief zou kunnen ervaren is het feit dat de auteur een herkenbaar beeld schept van de jaren vijftig en zestig. We krijgen te zien hoe het was op te groeien in een groot gezin, met het zondagse naar de kerk gaan, regeringswit, klompen, liedjes over NSB’ers en peperkoek. Maar is de term ‘herkenbaar’ wel zo positief? Het verrast niet wat we hier te zien krijgen; het zijn de jaren vijftig en zestig zoals we hadden gedacht dat die waren.
Onhandig
Het huis van mijn vader is geschreven vanuit het perspectief van Floris, die op het begin zo’n tien jaar oud is. Er is geprobeerd een kind te laten spreken, een kinderlijke stijl te treffen. Vandaar dat het geschreven is in onhandige formuleringen met tussenwoordjes als ‘ook’, ‘namelijk’ en ‘altijd’. Vandaar de vele kinderredeneringen, zoals ‘Het wemelt ’s zomers ook van vlinders. Eerst zei ik altijd strikjes.’ en ‘Als je hem ziet, zou je nooit geloven dat hij pap lust: strekt hij zijn armen, dan kun je zijn ribben tellen.’ Hier spreekt een herkenbaar kind, dat kinderdingen denkt en doet (hij springt op een hekje, maakt van zijn fiets zogenaamd een brommer en droomt weg bij het draaiorgel). Deze herkenbaarheid stoort. Floris is een kind zoals je denkt dat kinderen zijn, zoals volwassenen ze bedenken.
Clichés
Net als Floris komen ook de andere personages niet los van de clichés. Zijn moeder bijvoorbeeld is een echte moeder die haar kinderen op zondag pepermunt geeft voor tijdens de preek, en dingen zegt als: ‘Je moet kijken met je oogjes, niet met je handjes‘ en, als antwoord op de vraag wat er vanavond gegeten wordt: ‘Hussen-met-je-neus-ertussen.’ Standaarduitdrukkingen voor een standaardmoeder. De vader blijft een sterke, grote man waar Floris naar opkijkt.
Leeg hoofd
Er is geen ruimte voor vervreemding, er zijn geen dingen om over na te denken waardoor te echte herkenning uitblijft. Hier wordt het bekende geserveerd. Daar volgt niets op. Daar blijft het hoofd leeg van. Wat moet de lezer met een Floris die huilt na de dood van zijn vader, die huilt na de dood van zijn grote vriend Olivier en zich afvraagt ‘Hoe het kon dat alles gewoon doorging […]?’ Knikken dat hij het kent van talloze andere boeken en films?
Ben ik homo?
Het lichtvoetige van deze roman, dat ik eerder als iets positiefs heb neergezet, is in feite een gebrek aan diepgang. In de thematiek van de relatie tussen oudere man en jonge jongen ontbreekt iedere diepte. De beschrijving van de pedofiele verhouding en de gevolgen van deze verhouding voor Floris gaat niet verder dan het voorspelbare. Een man voelt zich aangetrokken tot een mooie jongen en deze laat al de aandacht passief over zich heen komen. Zowel Olivier als Floris worden neergezet als platte personages, met zeer simpele beweegredenen. Olivier gaat het vooral om het seksuele en Floris laat het zich aanleunen (waarbij op de achtergrond natuurlijk meespeelt dat hij een vaderfiguur mist). De enige vragen die hij zich stelt zijn: Ben ik homo? en Ben ik slecht?
Bizarre gedachtekronkels
Paradoxaal genoeg is er te veel moeite gedaan de lezer tegemoet te komen. Om een begrijpelijk verhaal te vertellen. In andere literatuur die geschreven is vanuit het perspectief van een kind, zoals Het uurwerk van Floor (1997) van Leon Gommers, gunt de auteur de lezer verwarring. De wanorde van een kinderbrein, het helemaal meegaan met de meest bizarre gedachtekronkels, waardoor het soms niet meer duidelijk is wat er gebeurt. In Het huis van mijn vader zal de lezer de weg niet kwijt raken. De hand van de schrijver is voortdurend voelbaar. Dat ontaardt in tenenkrommende passages als de volgende (waar de vader van Floris net heeft verteld over de dood van diens vader):
“Papa?” Ik draai me iets opzij, mijn gezicht naar hem toe. “Papa, noemde uw vader u vroeger ook dikdikdondertje?” Mijn vader haalt zijn rechterarm onder zijn hoofd vandaan en slaat zijn arm om me heen. […] Langzaam loopt er een traan van zijn oog, langs zijn slaap, naar het kussen.
Alsof iemand je iets heel langzaam, herkenbaar en simpel uitlegt, terwijl je het allang hebt begrepen.
De symboliek van het stilstaande klokje waarmee de parallel tussen de dood van Floris opa en vader benadrukt wordt, is misschien wel het allerergst. De vader van Floris heeft van zijn vader een klokje gekregen dat is blijven stilstaan op het moment dat hij stierf. Datzelfde klokje krijgt Floris als zijn vader is overleden:
[…] de sierlijke wijzers waarvan de kleine halverwege de IX en de X hing en de grote naar de 23 in de buitenste cirkel wees -het tijdstip waarop mijn grootvader was overleden. En ineens zag ik het: drieëntwintig over negen was ook zeven voor halftien, het moment waarop mijn vaders ademhaling heel even was veranderd, en toen gestopt.
Wat een toeval! Om over de overduidelijke symbolische relatie tussen een stilstaande klok en de dood maar niet te spreken. En hier stopt het niet bij. Olivier, de ’tweede vader’ van Floris sterft ook. Floris is hoogst verbaasd wanneer hij ontdekt waar Olivier begraven ligt: ‘Vak IX, graf 23 – het gonst door mijn hoofd […]‘. Het is waarschijnlijk diepzinnig bedoeld, dit soort oppervlaktesymboliek, want hierna staat (ter verduidelijking) nog een zeer diepzinnige dialoog tussen Floris en Olivier (een herhaling van een eerdere dialoog bovendien):
“Ik bedoel dat niets zomaar is. Alles hangt met alles samen.”
“Hoe weet je dat dan?”
“Ik weet dat niet, dat vermoeden heb ik alleen.”
“Dat wij elkaar kennen, is ook niet zomaar?”
“Dat denk ik…”
Geen inzicht
Het lijkt alsof Verburg zijn roman literair heeft willen maken met in zijn achterhoofd interpretatielessen van de middelbare school. In verband met de titel heeft hij de middelbare schoolinterpreet in ieder geval een handje geholpen. De titel wordt ingebouwd, dichtgemetseld (bijna uitgelegd), zonder dat het enig inzicht oplevert. Alsof de lezer er niet zelf achter zou kunnen komen, of zou kunnen aanvoelen dat deze titel een Bijbelse lading heeft, wordt het vers waaruit de frase afkomstig is geciteerd. En niet verstopt, maar heel expliciet; de moeder leest een heel stuk voor, waarin de regel ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen’ voorkomt. Dit citaat wordt op het einde herhaald. Maar, er moeten natuurlijk meerdere betekenissen te verbinden zijn met de titel. Geheel volgens het boekje is ‘Het huis van mijn vader’ ook op een letterlijke manier te verbinden met de boerderij van Floris zijn vader, waar hij en zijn zes broers en zussen goede vakantieherinneringen aan hebben. Bovendien komt de titel terug in een gesprek tussen de puber Floris en zijn oudere vriend Olivier. Olivier legt uit dat lichamen er soms mee stoppen, net als klokjes, maar dat de tijd wel gewoon doorgaat: ‘Zo is het ook met het lichaam van je vader: het was het huis waarin hij woonde, niet meer en niet minder.’
Al deze betekenissen leveren de lezer niets op. Dit is kant en klaar voer. Gemaakt om gedachteloos naar binnen te werken.