Als Debby door het leven
Op zoek naar een eigen identiteit, zoals alle opgroeiende mensen, heeft Jannah Loontjens steun en troost gevonden bij de filosofen. Van dat project geeft ze in acht essays een intelligent en vermakelijk verslag. Of de negentiger jaren van de vorige eeuw net zo ‘roaring’ waren als de fameuze moderniteit van de jaren ’20 is de vraag, maar Loontjens heeft er op het persoonlijke vlak uitgehaald wat erin zat.
Haar ouders, aan wie de bundel is opgedragen, verruilden als echte hippies het burgerbestaan in Nederland voor een open plek in de Zweedse bossen. Autarkisch leven was het ideaal, zonder een controlerende overheid, een zeurende buurman en vooral zonder een God die alles ziet. Dit laatste aspect, ook bekend als ‘het verdwijnen van de Grote Verhalen’ vormde het uitgangspunt voor de naoorlogse filosofie die met name in Frankrijk een hele generatie voortbracht onder de noemer poststructuralisme. Het ging niet langer om het zoeken naar de waarheid, de kern van het zelf, of de echte realiteit. Dat alles bestond niet en het concept werd op vernuftige wijze filosofisch afgebroken.
De held uit New York
In het kort kwam de afbraak hier op neer: de wereld bestaat niet uit vastgestelde waarheden en normen. Alle cultuur is samengesteld uit losse vertellingen, meningen, beelden en spiegelbeelden die telkens naar elkaar verwijzen. De context bepaalt de betekenis van wat zich voordoet. Voor een opgroeiende puber zoals Jannah uit de Zweedse bossen die opeens in Den Haag op school zat, een onbegrensde keuze aan mogelijkheden. Terwijl haar moeder rustig doorleefde in een artistiek milieu, probeerde zij andere kringen uit. Ze werd ‘ordinair’ en liet zich een tijdlang Debby noemen. Maar Debby ging filosofie studeren en dook het intellectuele debat in. Jacques Derrida, de Franse kampioen van de ‘deconstructie’ werd haar held.
De colleges in New York, waar Derrida les gaf, leerden haar dat het leven een spel is en de eigen identiteit een keuze die men ieder moment kon veranderen. Met een snufje dialectisch denken erbij kon men zelfs de identiteit ontkennen en vervolgens voor zich uit projecteren in een eindeloze beweging op weg naar..… tja, alle idealen waren afgebroken, dus misschien op weg naar Niets?
Spiegelwereld
Prachtig beschrijft Loontjens hoe vreemd het is om ergens te zijn waar niemand je kent en je iedere rol kunt spelen die in je opkomt. Echter, naarmate ze verder leeft, schrijft en een plaats in de Nederlandse maatschappij probeert te vinden, blijkt dat de spiegelwereld waarin ieder beeld voorbeeld is ook onzeker maakt. Want hoeveel Derrida’s er ook rondlopen om je wijs te maken dat ons ‘ik’ niet bestaat – toch dringen de vragen naar onszelf en de relatie met de wereld om ons heen zich telkens op. Lid worden van de ene of de andere groep: kunstenaars, krakers, communes – het helpt niet. Ten slotte keren de beelden van de lichte zomernachten en de eindeloze winters in Zweden terug. Was dat het dan, het eenvoudige bestaan, zonder televisie en sociale media?
Misschien moet Loontjes zich tevreden stellen met een doorleefd-denkende buitenstaander te zijn en alle banden van liefde en vriendschap zo goed mogelijk onderhouden. Maar ze blijft twijfelen en dat is nu juist het aardige. Er loopt een lijn van puberale experimenten naar een zekere rijping door deze bundel. Een iets oplettender redacteur had enkele alinea’s over het bederf dat tv en media veroorzaken wel mogen schrappen. Het is vaker en al veel eerder gezegd en doet oubollig aan. Maar verder is deze poging om abstract denken werkelijk te integreren in het dagelijks leven zonder meer geslaagd.