Zinloze scheppingsdrang
Met Ruw schreef ze zonder enige twijfel een van de beste Nederlandse romans van de laatste jaren – maar de grote erkenning bleef uit. Het lichtatelier wordt ook geen bestseller. Daarvoor zijn zowel Kessels als haar werk te weinig toegankelijk. Niet dat dat erg is.
Steeds als recensenten Marie Kessels en haar werk willen beschrijven, herkauwen zij maar weer dezelfde steekwoorden: mediaschuw, eigenzinnig, onbekend, tastzin, poëtisch. Niet zo vreemd, want Kessels geeft weinig aanleiding tot een andere benadering. Haar thema’s zijn vaak eender: haar personages moeten na een ramp of een crisis hun positie in de wereld opnieuw zien te definiëren. Kessels’ romans volgen dat proces van vallen en opstaan op de voet, in een stijl die door sommigen ontoegankelijk en door anderen uiterst literair genoemd wordt. De blindheid van Gemma in Ruw stond in Kessels’ werk niet op zichzelf: al haar personages zijn in mindere of meerdere mate blind, moeten tastend op zoek naar nieuwe zekerheden.
Scheppen, altijd maar scheppen
Zo ook Ilse, de ik-persoon in Het lichtatelier. De eerste zin van deze roman is in verschillende recensies al geciteerd. En dat is terecht: zelden slaagde een openingszin er zó goed in zowel thema als gehanteerde stijl in één klap aan de lezer uiteen te zetten:
Adembenemend mooi is het in elkaar grijpen van de papiervezels in het schepraam, dat ik al bijna met de soepele bewegingen van de ware papiermaker in de plastic bak met plantenpulp onderdompel en vliegensvlug naar me toe trek en optil tot boven de rand van de bak, zodat het overtollige water door de mazen of gaatjes van de zeef kan weglopen.
Het wordt al snel duidelijk wáárom Ilse zich met zo veel overgave op het scheppen van papier heeft gestort. Het is een proces van rouwverwerking, als gevolg van de dood van haar minnaar Edgar. Met de dood van Edgar – raadsheer aan het Hof en wonend bij een tirannieke zuster – lijkt Ilses laatste lijntje naar de echte wereld te zijn doorgesneden. Ze geeft de dood een nieuwe bestemming: oude brandnetels worden verwerkt tot prachtig, handgeschept papier waarmee hun voormalige liefdesnestje zich langzaam vult. Ilse maakt van iets wat een definitief einde in zich lijkt te dragen een cyclisch proces. Met haar manische papierschepperij slaagt ze erin even de vergankelijkheid te overwinnen. Het heeft iets uitgesproken religieus, dat scheppen, alleen het woord al. Nieuw papier als troost voor de atheïst.
Tasten naar een zin die er niet is
Welk thema Kessels ook behandelt, welk verhaal zij ook vertelt; altijd is het de stijl die de hoofdrol voor zich opeist. Hoe die stijl te omschrijven? ‘Secuur’ misschien, of ‘indringend’. Uniek ook, zeker. Maar niet ieder verhaal kan dat contemplatieve even goed verwerken. In Ruw ging de secure, trage stijl hand in hand met de secure, trage wijze waarop Gemma haar wereld opnieuw moest ontdekken, als een schipper zonder kaart, zonder kompas, zonder zon om zich op te oriënteren. Slechts de overgebleven zintuigen stonden haar ten dienste, en de zintuiglijke manier van schrijven van Kessels sloot hier wonderwel bij aan.
Nu, in Het lichtatelier, is de kwetsuur van het hoofdpersonage van een andere orde. Ilse is niet blind, ze is ‘slechts’ ontroostbaar verdrietig en eenzaam. Ze is de vrouw die nooit officieel ‘de vrouw van Edgar’ is geworden, de verborgen maîtresse die zijn doodsbericht uit de krant moet vernemen. Mogelijk maakt het heimelijke, individuele karakter van haar liefde haar rouwproces zo problematisch, haar zucht naar zingeving zo omstandig. Maar – wanneer de situatie is ontdaan van alle poëzie waarmee Kessels haar omkleedt – rest van haar toch ook een vrouw die zich wentelt in zelfmedelijden en zich in haar eentje een weg door het verdriet probeert te banen. Ook het besef van de eigen sterfelijkheid – altijd onderdeel van de rouw om een dode – blaast op de achtergrond een partijtje mee. Het papier als een cyclische zerk, een urn van herinneringen; het is een prachtige metafoor, maar tegelijk één die kregelig maakt. Alles gaat door, wil je haar toeroepen. Maar Ilse gaat niet door. Ze blijft maar stilstaan, tastend naar een zin die er niet is.