Mooi geëngageerde poëzie
Het ligt er dik bovenop: Robert Anker heeft met zijn nieuwe bundel In het westen, de laatste trans een boodschap voor de lezer. De westerse wereld met zijn schrale samenleving vol crises staat centraal.
Want er schort nogal wat aan die samenleving volgens Anker. Zo is er iets met de tijdsbeleving aan de hand. Ook is de rol van kunst en kennis binnen de maatschappij veranderd. Er is steeds minder politiek draagvlak voor het blijven investeren in kunst en onderwijs. Dit heeft allerlei negatieve gevolgen voor het beleven van het ‘werkelijke leven’ zoals Anker dat bedoelt, namelijk dat van de ziel en de medemenselijkheid.
Kunst en kennis verloochend
De toon wordt meteen gezet met het openingsgedicht getiteld ‘Het verwilderde westen’. Mensoorah en Jarvaï zijn met elkaar in gesprek over de wijze waarop het volk egoïstisch zijn eigen weg bewandelt, zonder oog te hebben voor de hun omringende wereld en de mensen die daarin leven. Mensoorah merkt op dat ook de kunst en de kennis verloochend worden en dat dit ten koste gaat van de ziel en van het werkelijke leven.
Ik zie het flakkerende koudvuur van de zelfhandhaving
De geblakerde schuttersputjes van de ego’s
De kapotgeschoten huizen der saamhorigheid
Zwervende commando’s van de eigenrichting
Kongsies voor een strooptocht naar het heil
Seksuele rooftocht, verkrachting van de liefde
Een verkoolde schouwburg, een smeulend schoolgebouw
Het is prachtig dat Anker al deze wezenlijke zaken wil bespreken in zijn bundel. Echt geëngageerde poëzie. De boodschap ligt er weliswaar erg dik bovenop, maar de wijze waarop hij die presenteert is zowel duidelijk als ludiek. Het gedicht ‘Lèpugikuh’ bijvoorbeeld is volledig Haags. Een Hagenees vertelt rechttoe rechtaan wat hij van al die ‘dichtâhrs’ vindt met al hun ‘kânkâhrvèhrsies’ over de ziel. Dat gedicht is ronduit briljant en erg grappig! Het illustreert hoe het volk de wezenlijke zaken steeds minder van belang vindt.
Stelling nemen in het mediatijdperk
Ook tijd speelt een belangrijke rol in de bundel. Het gedicht ‘Over de bron’ is een pleidooi voor leven in het nu. Het ‘raadsel van het heden’ moet weer aandacht krijgen. Het gedicht eindigt met een duidelijke stellingname.
Het is tijd voor kakelend gelijk, niet voor weifelende
Zachte dichters met hun harde noten weggedoken
Als ingekeerde monniken in een schuw convent.
Anker brengt dit zelf in praktijk met deze bundel. Zonder omhaal zegt hij wat hij van de hedendaagse samenleving vindt. Toch is het de vraag of de boodschap die hij heeft op deze manier het best tot zijn recht komt. Had Anker niet beter een ander medium dan een dichtbundel kunnen kiezen, als hij zijn mening luid en duidelijk hoorbaar onder ieders aandacht wil brengen?