Sprekende voorbeelden, zakelijk verhaal
.
Hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn doorziet het trucje. Hij analyseert hoe frames worden ingezet, wat een goede zet is en wat een blunder. Hij doet aan de hand van tientallen voorbeelden van politieke speeches, toespraken en oneliners. En dat is fijn, want wat er anders zou overblijven is een droge en enigszins tamme analyse. De kracht van Framing zit vooral in de voorbeelden.
Taal is macht
‘Framing’ betekent letterlijk kaderen. In plaats van ‘elektronisch veld’ zeggen politici bijvoorbeeld ‘elektrosmog’. Zo sturen ze de interpretatie, want bij het woord ‘smog’ denkt iedereen aan luchtvervuiling. In het huidige gemedialiseerde tijdperk van tv-shows, sociale netwerken en blogs is taal voor politici een sterk wapen: het kan ze maken of breken. Wie een sterk frame neerzet, kan een debat winnen, of zelfs hele verkiezingen. In de politiek is het framen van een boodschap daardoor een geliefd spelletje geworden.
Politiek is dus niet alleen beleid maken, maar ook goochelen met taal. Een goed frame blijft hangen (denk: ‘de puinhopen van paars’) en de meerderheid is het ermee eens (‘vandalen gaan betalen’). Bovendien dwingt het de tegenstander in het defensief te schieten (‘het CDA is géén stoffige partij’). Maar wie in het frame van de ander stapt, bewerkstelligt zijn eigen ondergang. Ontkennen is bevestigen. De Bruijn laat op een begrijpelijke manier zien hoe dit werkt.
De politicus als dichter
De vele voorbeelden in het boek geven een rijk beeld van de pogingen van politici om zich sterk te maken in een debat. Die zijn soms geslaagd, soms totaal mislukt, maar bijna altijd creatief. Het beeld van de politicus als saaie, grijze en fantasieloze ambtenaar verdwijnt tijdens het lezen als sneeuw voor de zon. Politici zijn soms net dichters:
Bos, Balkenende en Rouvoet
komen in de spreekkamer,
de televisiekamer, de rookkamer
de kinderkamer, de slaapkamer.
Het liefst ook in uw bovenkamer.
De Bruijn noemt dit klassieke liberale verwijt dat Pechtold maakte op het D66-congres in 2008 een ‘betuttelingsframe’. Maar het is niet alleen een verwijt dat Pechtold maakt, hij pleit hiermee impliciet voor meer verantwoordelijkheid voor de burger. Het framen van een boodschap is namelijk geen loze, inhoudsloze bezigheid van politici om meer stemmen te winnen: in een frame zitten waarden verborgen. Wie Framing leest, krijgt niet alleen meer inzicht in het politieke spelletje, maar leert tegelijkertijd om debatten inhoudelijk beter te beoordelen.
Geen recept
De Bruijn heeft zijn analyse schematisch en helder willen opschrijven, maar de vormgeving van het boek schiet tekort. Paragrafen en tussenkopjes zijn op dezelfde manier gecursiveerd of dik gedrukt, waardoor de lezer binnen een opsomming algauw het spoor bijster raakt. De grafieken zijn verhelderend bedoeld maar voegen veelal niet veel toe. Soms komt het daardoor zelfs wat simplistisch over, wat jammer is.
Maar ondanks de wat onbeholpen lay-out biedt Framing een leuke blik op het spel van de politiek, waarbij De Bruijn er zelfrelativerend voor waarschuwt dat het opvolgen van zijn opgestelde ‘regels’ geen sleutel tot succes is. Ook hier weet hij te overtuigen met een voorbeeld: wie had immers ooit gedacht dat ‘kedeng kedeng’ de tekst zou zijn van een nummer 1-hit? Het blijft afwachten of een formulering aanslaat. Een goed frame laat zich niet voorspellen.