Boeken / Non-fictie

Een portret van de anorect als student

recensie: Nine Pankras - Hoe ik mijzelf halveerde en de anorexia weer te boven kwam

Wat geadverteerd wordt als ‘het eerste opgewekte boek over anorexia’ leert één ding: leven met anorexia is voornamelijk ontzettend saai.

Hoe ik mijzelf halveerde en de anorexia weer te boven kwam begint sterk: Nine Pankras was 21 jaar toen ze ziek werd, wilde nooit Kate Moss worden, maar raakte simpelweg verdwaald in haar poging een beetje af te vallen. Haar succes smaakte naar meer, en eten werd een obsessie waarin controle belangrijker bleek dan gezondheid. Helaas voegt het boek zelf weinig aan dit bondige voorwoord toe.

Weinig verzadigend

In een jonge, waarbenjij.nu-achtige blogstijl wordt elk klein incident uit Pankras’ leven gedeeld; van haar studietijd in het Britse Southampton tot haar relatie met de kleurloze Maarten. Deze verhaaltjes geven geen inzicht in de ziekte of het leven van de auteur, maar dienen enkel als paginavulling. Zie Pankras’ vakantie in Frankrijk:

We vermaken ons kostelijk (‘neem deze afslag maar.’ ‘O mijn god, je stuurt me de Champs-Élysées op!’) en het eten gaat goed. Ik zorg er nauwkeurig voor dat ik nooit over mijn eetlijst heen ga. De lastigste momenten voor mij zijn het inkopen doen voor het avondeten, keuzes maken is niet mijn sterkste kant, en het koken. Ik houd Marjolein in de gaten en loop even weg als zij naar mijn idee te veel boter in de pan mietert. Paniek! Ik sluit me vijf minuten op het toilet op om bij te komen. Daarna is de rust redelijk wedergekeerd en wandel ik terug naar de tent.

Wat kan het doel zijn van een autobiografie over anorexia? Inzicht in de ziekte of de patiënt, lijkt het antwoord, maar niet alleen slaagt Pankras daar niet in – ze lijkt het niet geprobeerd te hebben. Weliswaar besteedt ze een hoop aandacht aan de dwangmatige en verslavende aspecten van anorexia, maar ze gaat nooit de diepte in. De therapeuten uit Hoe ik… hebben gelijk: het ontbreekt Pankras aan elke zelfreflectie.

Zo is het boek gekleurd door Pankras’ karakter. Er is sprake van een totaal samenvallen van leven en narratief – maar waar de grootste memoires getekend worden door een van boven opgelegde symboliek en eenheid, bestaat de eenheid hier enkel in oppervlakkige overeenkomsten. En waar de sterkste non-fictiewerken problemen van meerdere kanten bekijken en een structuur van kennis en opinie toepassen, blijft Hoe ik… achter in de simpele alledaagse beschrijvingen van een studentikoos dagboek.

Een beperkt perspectief


Het ontbreekt het boek niet alleen aan diepte, maar ook aan breedte; in 300 pagina’s gaat Pankras nauwelijks in op de culturele of historische aspecten van haar ziekte. ‘Taking up space’, Laurie Penny’s hoofdstuk over anorexia in haar boek Meat Market (2011), bespreekt en prikkelt meer gebieden in veertien pagina’s dan Pankras beslaat in een geheel boek.

In Penny’s artikel komen het concept van vrouwelijkheid, de puberteit en zelfs de verheerlijkende benadering door populaire media aan bod. Maar het duidelijkst beschrijft Penny de angst en onzekerheid die vrouwen om het hart slaat wanneer ze zich bewust worden van hun verlangens – naar seks, eten, succes, carrière, reizen, wat dan ook – en de beperkingen die de maatschappij hen daarin opwerpt. Nu en dan lijkt Pankras ook bang te zijn voor haar eigen verlangens, al was het maar omdat ze ze niet kan benoemen.

Een onbepaald publiek


Pankras heeft geen studie over de eetstoornis geschreven, maar geprobeerd een beeld te geven van de ziekte. Maar voor wie is dit beeld bedoeld? Niet voor (ex-)eetgestoorden; de talloze beschrijvingen van (het gebrek aan) eten kunnen hun geestesgesteldheid nauwelijks ten goede komen. Ook familie en bekenden van patiënten zullen weinig in het boek vinden wat ze niet zelf al wisten; anorecten zijn frustrerende, vermoeiende en tragische schepsels vol zelfdestructie.

Pankras’ boek lijkt misschien het stereotype van de anorect als meisje dat koste wat kost dun wil zijn te weerleggen, maar eenieder die enige ervaring heeft met een eetstoornis kent het tweede stereotype: dat van de geobsedeerde, hulpeloze patiënt. Dit boek bevestigt slechts de anorect als hulpeloos en oppervlakkig mens, en gaat elke diepere reflectie en bredere vraagstelling uit de weg. Pankras’ verhaal mist de urgentie, levenswijsheid en expertise om gedeeld te worden.