Brief aan Esther
Beste Esther, Bedankt voor de brieven die je aan het begin van de jaren negentig met enige regelmaat aan Arnon Grunberg richtte en de bundel die je nu uit zijn antwoorden hebt samengesteld.
De grote Grunberg was toen nog gewoon Arnon, een jongen van nauwelijks twintig met hooggestemde ambities en bijbehorende praatjes. Een kunstenaarstype zou je hem kunnen noemen, zeker als je de foto op het omslag nog eens goed bestudeert. Zo’n blouse met herfstblaadjes, dat lijkt verdacht veel op een kunstenaarsblouse.
Het is jammer dat Brieven aan Esther uitsluitend brieven aan Esther bevat. De brieven aan Arnon, waarop de brieven aan Esther vaak een directe reactie zijn, zijn verloren gegaan. Dat is spijtig, omdat briefwisselingen vooral interessant zijn door de dynamiek van de reactie. Wie weet zwerven die brieven nog ergens rond in het immense Grunberg-archief, dat nu trouwens is uitgeleend aan de UvA. Misschien iets voor een volgende druk? Het zou de leesbaarheid van Brieven aan Esther zeker ten goede komen.
Maar terug naar de brieven die er wél in staan.
De eerste brief van Grunberg dateert van 7 juli 1992, de laatste van 14 september 1993. Opvallend hoezeer zijn toon verandert in ruim een jaar tijd. Van een hartelijke, misschien wel verliefde jongen (al ontkent hij dat laatste in zijn Voorwoord) tot een kille pestkop. Misschien houdt die verandering van toon wel verband met wat de aan hem geadresseerde brieven; dat zullen we nooit weten. Het is natuurlijk wel opvallend hoezeer de thema’s van zijn latere werk al echoën in deze brieven. Hier is een onvolgroeide meester in de weer, denk je, als je bijvoorbeeld de opening van zijn brief van 27 november 1992 leest:
Misschien zijn zinnen die iets zeggen wel zinnen waar je moeite voor hebt gedaan om ze zo te formuleren, om dát accent zo te krijgen, het zijn geen zinnen die je gedachteloos kan laten vallen en als je al zinnen gedachteloos kan laten vallen en ze toch een waarde meegeeft komt dat door die zinnen die daaraan vooraf gingen of die nog daarna zullen komen, en waaraan men kan zien hoeveel moeite degene die die zinnen uitsprak of opschreef heeft gedaan, om ze zo te formuleren.
Wat een zin. Misschien zit hij wel vol met diepzinnige gedachten over het fenomeen ‘zin’. Misschien zijn die gedachten, waarvan op basis van deze zin onmogelijk vast te stellen is wát die precies zijn, wel gesublimeerd in zijn latere werk, en hebben we hier te maken met een poëticale voorstudie. Maar misschien is het ook wel gewoon een gedachtegang die nergens op uitkomt.
Het blijft intrigerend om te zien hoe Grunberg in de brieven op zoek is naar zijn toon. Niet voor niets werd zijn debuut Blauwe maandagen door de pers geprezen om de unieke vertelwijze; de jonge schrijver had al eindeloos geëxperimenteerd in brieven, toneelstukken, columns en korte verhalen. Brieven aan Esther is daarom een prachtige aanvulling op bijvoorbeeld De dagen van Leopold Mangelmann, waarin diezelfde zoektocht van Grunberg te zien is.
Bovendien – en geef toe: dat is minstens zo interessant – lijkt Grunberg in zijn brieven zijn masker van ongrijpbare, onaantastbare auteur af en toe even vallen en zien we een glimp van een onzekere en sombere jongen, die het leven tegemoet treedt als een rekensom waarvoor geen oplossing te vinden is. ‘Ik ben woedend over mijn lot en woedend over mijn leven omdat het onvolmaakt is, omdat misschien alleen de dood het zou kunnen volmaken, en door te schrijven probeer ik iets te vervolmaken voordat het niet meer kan’ schrijft hij.
Verdrietige, maar mooie zinnen, die de basis hadden kunnen zijn voor ófwel een leven in een inrichting ófwel een van de bijzonderste oeuvres uit de moderne Nederlandse literatuur. Gelukkig werd ’t het oeuvre, waar met Brieven aan Esther nu een boeiend, leerzaam, soms onbegrijpelijk maar altijd intrigerend boekje aan is toegevoegd.
PS
Heel veel dank ook voor de facsimile-editie van Brieven aan Esther, (prijzige) noodzaak voor de ware Grunbergiaan, als die tenminste zijn collectie wil uitbreiden met een koffietafelgrote cassette met daarin alle, op glanzend papier gekopieerde manuscripten van de brieven en de envelopjes.