We weigeren onze sterfelijkheid te aanvaarden
.
John Gray schrijft om te provoceren. Altijd met het doel de misplaatste arrogantie van de zich verheven voelende mens bloot te leggen. In het jongste boek van de Engelse filosoof, Het Onsterfelijkheidscomité, moet de mens het ontgelden vanwege zijn neiging de dood te willen overwinnen.
Gray’s centrale stelling is dat de mens onwillig is de ongemakkelijke waarheid van Darwins evolutietheorie – de mens is een sterfelijk dier en ook de soort zal niet eeuwig overleven – onder ogen te zien. Vanaf het moment dat deze wetenschappelijke ontdekking plaatsvond, heeft men geprobeerd de wetenschap te gebruiken om haar te weerleggen of te omzeilen.
Moedige keuze pakt verkeerd uit
Het is een herkenbaar thema. Gray verwierf bekendheid bij een breed publiek met zijn boek Black Mass (2008) en de bundels Straw Dogs (2002) en Heresies (2004). In deze latere werken verzet hij zich in de eerste plaats tegen utopische overtuigingen, die volgens hem niet alleen misplaatst, maar vooral ook gevaarlijk zijn. Hij wordt door zijn compromisloze houding even hartstochtelijk geprezen als verguisd.
Waar hij in eerdere boeken, soms essayistisch, soms aforistisch, maar vooral betogend schreef, kiest Gray in Het Onsterfelijkheidscomité voor een andere opzet. Hij vertelt twee grote verhalen die zijn overtuiging moeten onderbouwen. Dat hij zich hieraan waagt, valt op zichzelf natuurlijk te prijzen; het getuigt van moed wanneer iemand bereid is een nieuwe vorm te beproeven. Maar deze keuze is geen onverdeeld succes.
Wetenschappers en communisten
Het eerste deel van het boek is gewijd aan een groep Engelse wetenschappers en andere mensen met enig maatschappelijk aanzien aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Zij stortten zich obsessief op het vinden van bewijs voor het voortbestaan van de mens of zijn ziel na de dood. De pogingen om, via bijvoorbeeld automatisch schrift (kruiscorrespondentie), in contact te komen met overleden geliefden en collega’s doen vooral naïef en onschuldig aan.
Het tweede deel behelst de overtuiging die leefde onder sommige communisten dat het mogelijk moest zijn de mens te herscheppen als een goddelijk wezen. De gevolgen van deze Nietzschiaanse fantasieën staan in schril contrast met die van het werk van de Engelse kruiscorrespondenten. De meedogenloosheid waarmee de Russische ‘godbouwers’ hun doel nastreefden, en de gruweldaden die ze in naam van dat doel begingen, zijn van een totaal andere orde. Gray zal misschien gehoopt hebben hiermee de wijdverbreidheid van het geloof in verlossing te kunnen schetsen, maar het doet vooral vreemd willekeurig aan.
Stroom van personages
Helaas is Gray geen echte verhalenverteller. Vooral het tweede deel valt nog het best te vergelijken met een drie uur durend toneelstuk waarin een kleine tweehonderd personages achtereenvolgens opkomen en afgaan. Dit manco ziet er bij Gray, enigszins gechargeerd, als volgt uit: Kameraad A, schrijver, vond het redelijk wanneer 40 miljoen mensen zouden sterven voor een hoger doel, hij stierf in de goelag. Dichter B, tevens lid van de geheime dienst, was ervan overtuigd dat de revolutionaire leiders nooit zouden sterven. Hij werd na een showproces geëxecuteerd.
Los van deze stijlkritiek is het ook niet altijd even duidelijk hoe iemands overtuigingen direct met de enorme genocidale acties verband houden. Voor een zelfverklaard realist gaat Gray hier wel erg ver in het gemakkelijk opzij schuiven van de mogelijkheid dat communistische leiders even simpele, als kille realpolitik bedreven.
Laat op stoom
Hoewel het ontegenzeggelijk interessante materie is, vergt Het Onsterfelijkheidscomité behoorlijk wat doorzettingsvermogen van de lezer. Pas helemaal aan het eind, wanneer Gray zijn verhalen heeft verteld en zich met verve richt op wat hij altijd gedaan heeft, provoceren door tegen wetenschappelijke, seculiere, humanistische en religieuze heilige huisjes aan te schoppen, wint het boek aan kracht.
Gray stopt wanneer het boek net op stoom is gekomen met intrigerende zinnen als ‘Ongelukkigerwijs zijn we te zeer gehecht aan het beeld dat we van onszelf hebben gemaakt om eraan te denken in het heden te leven’ en helder verwoorde gedachten zoals ‘In zijn hunkering naar eeuwig leven laat de mens zien nog steeds het door de dood gedefinieerde dier te zijn.’ Het voelt als een voortijdige dood, al zal Gray terecht ontkennen dat zoiets werkelijk bestaat.