Literatuur na de tweede erfzonde
Ludwig Wittgenstein stelde ooit dat de dood geen gebeurtenis in het leven is, maar deze uitspraak gaat uiteindelijk alleen op voor het eigen heengaan. De dood, en aanverwante thema’s als de onvermijdelijkheid van verlies en rouw, speelde zeker een belangrijke rol in het werk van de Duitse schrijver W.G. Sebald (1944-2001). In Campo Santo zijn fragmenten, eerder verschenen literatuurwetenschappelijke artikelen en korte essays verzameld.
Campo Santo zijn fragmenten, eerder verschenen literatuurwetenschappelijke artikelen en korte essays verzameld.
Nadat Sebald in december 2001 bij een auto-ongeluk om het leven kwam, schreef New Yorker-recensent Anthony Lane dat de eerste reactie van Sebalds lezers geen treurnis maar woede moet zijn geweest. ‘Geen leven verdient het vroeg afgekapt te worden, maar de onrechtvaardigheid benaderde hier het monstrueuze.’ Lane stelde dat de enige persoon die zowel de tragedie als de belachelijke ironie van deze dood op waarde had kunnen schatten, helaas de overledene zelf was. Eenieder die met het werk van Sebald bekend is begrijpt dit sentiment; de onvermijdelijkheid van verlies heeft een centrale plaats in het werk van deze romancier, essayist en literatuurwetenschapper.
Lezer op afstand
Sebald vestigde zich na een studie literatuurwetenschap aan de Universiteit van Freiburg voorgoed in Engeland in 1970. Die fysieke afstand tussen hem en zijn vaderland belette hem echter niet zich te richten op een grondige analyse van de recente Duitse geschiedenis en haar verwerking in de literatuur. Een groot deel van Campo Santo is ingeruimd voor literatuurwetenschappelijke stukken die zich bezighouden met dit vraagstuk van de Duitse letteren na de Holocaust.
De bundel opent echter met een aantal essayistische verhalen waarin een naamloze verteller – onduidelijk blijft of dit de schrijver zelf is – verslag doet van enkele ervaringen op Corsica. Feit en fictie lijken naadloos in elkaar over te lopen; de lezer blijft ook hierover in onzekerheid. De eventuele grens is in ieder geval onzichtbaar. Het zijn prachtige subtiele schetsen die keer op keer raken aan Sebalds grote thema’s – de dood, rouw en verlies – en die uiteindelijk tot een boek over het Franse eiland hadden moeten leiden.
Literaire waarheidsvinding
In het tweede deel zijn, zoals gezegd, artikelen opgenomen waarin Sebald de naoorlogse Duitse literatuur analyseert. Het is zware kost, zeker voor degenen die niet thuis zijn in de door Sebald kritisch besproken, of liever gezegd ontleedde, werken. Maar wie bereid is de nodige concentratie op te brengen wordt rijkelijk beloond. Aan de hand van de besproken werken krijgt de lezer inzicht in wat grote literatuur vermag. Mulisch schreef in zijn laatste roman, Siegfried: ‘voor de verklaring van de onuitspreekbare nazi-misdaden schiet de werkelijkheid tekort. Die zijn alleen in fictie te vangen.’ Sebald zou hier zonder twijfel mee ingestemd hebben. Hij beschrijft in verschillende essays een voortdurend proces van ‘literaire waarheidsvinding’, waarbij de literatoren van een land dat met een tweede erfzonde is opgezadeld zich voor uiterst pijnlijke morele vragen gesteld zien.
De bundel eindigt met een aantal latere teksten, waarbij goed te zien is hoe Sebald zich heeft ontwikkeld van literatuurwetenschapper tot essayistische schrijver. Het resultaat is een serie even vreemde als innemende miniaturen over een breed scala aan onderwerpen: van Kafka’s ervaringen met de cinematografie tot Nabokovs gave vanuit een buitenwerkelijk perspectief te schrijven. Het vreemdste stukje is echter ‘Scomber scombrus of de gewone makreel’ dat de ondertitel ‘Over de schilderijen van Jan Peter Tripp’ draagt, maar toch echt over makrelen gaat. Om de verwarring compleet te maken is het echter wel geïllustreerd met twee werken van Tripp, een vroegere schoolgenoot van Sebald, waarop een makreel afgebeeld staat.
Prematuur verongelukken
De vertaling is, afgezien van een enkele ’twee maal zo veel dan’ constructie, vlekkeloos. Eén zin springt echter nogal in het oog. In het essay ‘De wroeging van het hart. Over herinnering en wreedheid in het werk van Peter Weiss’ schrijft Sebald: ‘Zijn hele werk is uitgevoerd als een bezoek bij de doden, zijn eigen doden om te beginnen: zijn veel te jong verongelukte zus, die hij maar niet kan vergeten.’ Het is niet duidelijk of het om een verkeerde vertaling gaat, of dat het simpelweg een onjuiste woordkeus van de schrijver is. Maar hoewel deze vreemde zin niet lijkt te kunnen kloppen, is het eerste wat de lezer denkt hoe waar dit toch kan zijn. Het is pijnlijk om te bedenken dat deze schrijver, die pas enkele jaren eerder tot literaire bloei was gekomen, zo veel te vroeg verongelukt is.