Komt wel, maar arriveert niet
.
Zoals de tentoonstellingen en de vele recente publicaties over de Macedonische godenzoon bewijzen, is het niet alleen zijn nalatenschap, maar vooral ook zijn veroverings- en ontdekkingsdrift die tot de verbeelding spreken. Alexander zocht in zijn expeditie door Griekenland, Egypte, Perzië en India letterlijk de grenzen van het bekende en mogelijke.
Het enigma Alexander
Omdat de achtergronden van deze veroveringstocht noodzakelijk zijn voor een begrip van Alexanders erfenis, deelt Singor zijn werk op in twee delen. In het eerste en langste deel doet Singor verslag van de militaire expedities en de bestuurlijk-politieke indeling van Alexanders rijk. Wat begon als een strafexpeditie tegen Perzië, blijkt al vóór de dood van de Perzische koning Dareius veel meer te zijn. Alexander neemt geen genoegen met het vestigen van zijn heerschappij op Perzisch grondgebied, wat op zich al een uitbreiding is van de oorspronkelijke missie. Hij is op zoek naar de randen van de tot dan toe bekende wereld. En ook het veroveren en onderwerpen van deze ‘barbaarse’ gebieden geeft hem nog geen voldoening. Hij denkt verder dan zijn leermeester Aristoteles en verwerpt de tegenstelling tussen Grieken en barbaren; hij begint een waar beschavingsoffensief dat moet uitmonden in een nieuwe Macedonisch-Iraanse elite.
Alexander de Grote is een enigma. Wie de tentoonstellingen in de Hermitage en het Allard Pierson bezoekt, zal vooral getroffen worden door de vele gezichten van de beroemde veroveraar. Zelf zag hij zich graag als zoon van de Egyptische oergod Amon en afstammeling van Hercules en Achilles. Maar hij was ook een genadeloos machtspoliticus, fabuleus militair strateeg en een snel ontvlambare angry young man. De koningszoon was in staat tot grootse vergevingsgezindheid, maar ook tot afschuwwekkende wreedheid. Hij is niet makkelijk te plaatsen en reageert soms rationeel, dan weer emotioneel. Singor ziet in hem vooral een pragmatische Realpolitiker. Dat is een persoonlijke keus, wat hij zelf onmiddellijk zal erkennen. Toch doet deze wat fantasieloze keus, alsmede het vaak wat hortende en onevenwichtige taalgebruik in dit eerste deel een zeker gebrek aan enthousiasme vermoeden.
Nalatenschap
Pas in het helaas wat korte tweede deel komt Singor los. Op een aangenaam beeldende en levendige manier toont Singor de culturele, religieuze en economische invloed van de Grieken op Azië. Vooral zijn discussie over de ontwikkeling van het boeddhisme is erg sterk. Het is volgens Singor niet onmogelijk dat het boeddhisme in hoge mate gebaseerd is op het Griekse epicurisme. Hoewel hij uiterst voorzichtig is met het trekken van oorzakelijke verbanden, wijst hij op interessante gelijkenissen die zijn suggestie zeer overtuigend maken. Anders dan in het stroeve eerste deel, spat hier Singors kunde én plezier werkelijk van de bladzijden.
Zo komt De komst van Alexander pas laat op gang, is het gedurende de hoofdstukken 7 en 8 een genot om te lezen en laat het uiteindelijk vooral een indruk van onvervulde potentie achter.