Intieme roman vol wonden
.
Waar die wroeging precies uit bestaat blijft lang onduidelijk. Claudel werpt een mysterie op, zoals hij eerder deed in bijvoorbeeld Grijze zielen. Toch leest de novelle niet als een thriller, waarin je blijft doorlezen om een antwoord te krijgen op je vragen. Veeleer is het een intieme schets van de relatie tussen een moeder en een zoon.
Proustiaans herinneren
De mooie, jonge, alleenstaande moeder wordt voortdurend vergeleken met een kwetsbare bloem. De zoon – hoofdpersoon en verteller – voelt zich een moordenaar, ‘een krijsend doodslagertje van een pas ontloken bloem’. Hij is schuldig vanaf zijn geboorte en heeft zich, zoals later blijkt, alleen maar schuldiger gemaakt.
Gaandeweg kom je meer te weten over de moeder, over haar afgesloten leefwereld in het kleine, vijandige dorp. Alles wat je te weten komt is gekleurd door het perspectief van de zoon, wiens herinneringen door de kleinste details op gang komen, net als bij die grote Franse schrijver Proust. De herinneringen zijn levendig, soms humoristisch maar vaker melancholisch, zoals te verwachten in een roman over terugkeren naar het verleden. De zoon verhaalt van zijn kille grootmoeder en warme moeder, van zijn vader die slechts bestond als een foto in een lijstje, en van ongelukkige serveersters en onweerstaanbare slagers.
Overdaad
Claudel legt de wonden bloot zoals een kunstenaar dat doet, door grote waarheden te vinden in persoonlijke situaties en die te verpakken in beeldend taalgebruik. Soms is dat taalgebruik té beeldend, is er een overdaad aan vergelijkingen. Het dekbed ligt ‘zo bol als de wang van een engeltje’, de kin van de vrouw van de kastelein is ‘zo scherp als een scheermes’ en stiltes zijn ‘ondoorgrondelijk als Oost-Indische inkt’. Voor Claudel lijkt elk zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord nodig te hebben.
Ook het thema van het verleden dat niet losgelaten wil worden legt Claudel er wat dik bovenop. Hij doet dat wederom via beelden. De hoofdpersoon wordt achtervolgd door een onheilspellend zigeunerjongetje en wakker gehouden door een vrouw die om haar zoon schreeuwt. Het woord ‘wond’ duikt ook geregeld op, opdat we niet vergeten dat het boek daarom draait. De hele setting is daarbij een van dood en verderf: het geboortedorp is overstroomd en zo vaak dat kan wordt er daarom door de idiosyncratische bijpersonages gerefereerd aan Venetië – de ultieme stad van de dood.
Zwarte diepten
Die overdaad is soms wat schadelijk voor een verder alleszins intieme roman, maar Claudel maakt dat goed door de scherpte waarmee hij doordringt in de zwarte diepten van de menselijke geest. Hij is een absolute meester in het afwisselen van licht humoristische scenes met zwaar beladen emotionele momenten. Hij sleept je mee en bedwelmt je om je plots met pijnpunten te confronteren. Het allermooist zijn de laatste drie pagina’s, waarop spijt een romantische glans krijgt toegedicht zonder dat de pijn daardoor minder wordt. De slotzin had niet treffender kunnen zijn. Alleen daarvoor al is Alles waar ik spijt van heb het lezen waard.