Boeken / Achtergrond
special: De lenigheid van poëzie

Vier maal figuratief

.

Het is al weer meer dan dertig jaar geleden dat over visuele en concrete poëzie een bloemlezing verscheen, Visuele poëzie (1977) van Erik Slagter, als je die in het proefschrift De letter te lijf (2005) van Humphrey Ottenhof niet meerekent.

Mooi maar met manco
Geweldig toch, zo’n bloemlezing met figuratieve poëzie? Belangrijk! Zieteratuur is daarbij met zorg vormgegeven en bevat wel 147 visuele/concrete gedichten. Maar ondanks de rijke diversiteit aan figuratieve poëzie, heeft de bloemlezing helaas een belangrijk manco: zij is inconsequent.

~

Die inconsequentie blijkt al uit de inleiding van Zieteratuur. De bloemlezing wil een aanvulling zijn op Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19de t/m 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten (2004). Ten Haaf hanteert echter een geheel eigen methodiek. Waar Komrij dichters vanwege hun literair belang meer of minder gedichten in zijn bloemlezing toekent, doet Ten Haaf dat op basis van de figuratieve diversiteit in hun werk. Bovendien biedt Ten Haaf meer ruimte aan hedendaagse dichters – wat Komrij eveneens vreemd is. Tot slot is er een operationeel probleem: ‘concrete poëzie’, stelt Ten Haaf naar Ottenhof, ‘bestaat volledig uit letters’. Het (sub)genre is enorm lastig te definiëren, maar met deze definitie kan concrete poëzie alle tekst betreffen (Marsmans ‘Denkend aan Holland’ bijvoorbeeld).

Herhaling, seks
Verder valt op dat aardig wat teksten zijn opgenomen waarin een letter of woord wordt herhaald, met één betekenisvolle afwijkende letter of afwijkend woord. Ook komt de lezer een heel aantal naakte vrouwen en een paar ongeklede mannen tegen. Meestal zijn dat in visuele gedichten verwerkte foto’s, maar ook is dit terug te zien in concrete poëzie. ‘remembering gina’ bijvoorbeeld, bestaat uit een silhouet van een vrouw dat samengesteld is uit een vrijwel eindeloze herhaling van het woord ‘gina’. De plek waar haar vagina zit, is voor de verduidelijking met een ‘n’ en een ‘v’ nog eens extra aangezet, alsof het de lezer bij de hand wil nemen en wil wijzen: ‘kijk, hier bij de lendenen!’.

Moet hieruit worden afgeleid dat de visuele of concrete dichters een preoccupatie met het seksuele hebben? In de bloemlezingen van Slagter en in Ottenhof is van erotiek echter amper sprake. Geldt dit dan vooral voor Ten Haaf, die onze blik in zijn samenstelling stuurt? Wellicht is het uit eigen werk opgenomen ‘illustratiever’ tekenend. Onder de illustere koptekst van dat visuele gedicht ‘Hoe zij haar benen elk over een leuning van de stoel en ik fraai uitzicht’ staan twee foto’s. Op de bovenste masturbeert een belegen vrouw, gezeten op een tuinstoel voor een dito tafel tegen een pui met plantenbakken vol geraniums. Op de onderste foto lijkt zij klaar te komen.

Poëzie is niet alles
Ten Haaf stelt in zijn inleiding dat alles poëzie kan zijn. Onzin, de fletse vluchtigheid van porno maakt nog geen poëzie, ook al valt het soms een zekere poëtische kwaliteit toe te kennen. Maar weinig dat poëtische kwaliteit heeft, is poëzie te noemen. De term ‘poëzie’ wordt ook buiten Zieteratuur te pas en vooral te onpas gebruikt. Een sterk voorbeeld is een artikel in NRC Handelsblad van 27/28 maart. Daarin kopt Pieter van Os ‘De poëzie van het programma’, waarmee hij op de vaagheid (lees retoriek) van partijprogramma’s doelt. Poëzie is niet alleen een kwaliteit, idee of een gevoel. Dat is te populistisch, bij (goede) poëzie speelt ook de toepassing van beelden en stijl een rol.

In Zieteratuur zijn gelukkig voldoende belangwekkende visuele/concrete gedichten opgenomen die aanzetten tot een verdere exploratie van deze vormen van poëzie, al mis ik de visuele poëzie van K. Schippers en ontgaat mij het figuratieve karakter van Ingmar Heytzes dichterlijke grap ‘Prijsvraag voor dichters’. Dat daargelaten intrigeren ondermeer de visueel complexe, multimediale werken van Helen White. Ook is het stiftgedicht van Dennis Gaens interessant, een poëzie die we ook terugzien bij Dimitri Antonissen, wiens recente debuut verderop wordt besproken. Ten slotte springt de concrete poëzie van de Vlaamse dichter en beeldend kunstenaar Renaat Ramon in het oog, wie in 2009 met Zichtbare stem uitkwam.

Renaat Ramon
Zichtbare stem bevat een aantal interessante concrete en visuele gedichten, die veelal conceptueel van aard zijn. Zo is in ‘Aubade lettriste’ notenpapier te zien waarbij de noten letters bevatten, in plaats van de bolletjes en oogjes die doorgaans aan de stelen zitten. In ‘Poete Maudite’ zie je een bolhoed met daaronder twee naast elkaar geplaatste, langgerekte letters ‘n’, waarmee hij wellicht een ironisch spel speelt met de samengang van het individualistische (dat van de ‘verdoemde dichter’) en het onpersoonlijke (het Belgische ‘nn’, het nationaal nummer waaronder iedere ingezetene in het rijksregister bekend staat).

Renaat Ramon

Renaat Ramon

Ondanks dat Zichtbare stem alleen figuratieve poëzie bevat, is er sprake van intertekstualiteit. Ramon verbindt zijn bundel aan de dichterlijke traditie. Zo is een ‘Hommage a Mallarme’ opgenomen, opgebouwd uit een zestal kubussen en verwijst ‘voient-elles Rimbaud?’ naar het Rimbauds gedicht ‘Voyelles’. Beide dichters zochten naar een eigen taal: Rimbaud zocht de dingen te zien nog voor de woorden zich aanzegden; Mallarmé beoogde een taalspel dat zijn eigen werkelijkheid oproept.

Mogelijk toont Ramon in zijn verwijzingen zijn poëtica. Het zou hem kunnen gaan om een door woorden onbevlekte poëzie, die alleen zichzelf nodig heeft om zich te manifesteren. Van alle talen is de meest algemene die van de beeldtaal; een beeld ‘zegt meer dan duizend woorden’, heet het. Een waarheid als een koe, alhoewel dit cliché onverlet laat wat een beeld zoal mag zeggen. Renaat Ramon heeft in elk geval een interessante beeldtaal geschapen waarin veel doordenkers, associaties en beweging zijn vervat, het maakt de bundel een interessante lees- en kijkervaring.

Dimitri Antonissen
Schrap me, stiftgedichten van Dimitri Antonissen is een interessante bundel concrete poëzie. Rondom uitgespaarde woorden en letters, zie je zwartgestifte stukken krant. Uit de inhoudsopgave blijkt dat Antonissen onder meer gebruik heeft gemaakt van contactadvertenties en lifestyle-artikelen. In het gestifte vlak staan de uitgespaarde letters en woorden die het gedicht vormen. De haperende lezing die de op deze wijze gepresenteerde tekst oplevert, geeft het gevoel alsof je, aan de losse leiband van de auteur, het gedicht zelf aan het samenstellen bent.

~

Door de versnipperde ’terugvinding’ van de leestekens, zou je kunnen stellen dat de leesrichting wordt bevrijdt. Je kunt bij wijze van spreken van rechtsonder naar links boven lezen of op een elliptische manier. In deze enigszins vertragende, creatieve vorm van lezen, intervenieert Antonissen soms. Hij gebruikt zo nu en dan pijlen die de leesrichting sturen, wat de speelse lezing wat verstoort, maar tegelijk als ongebruikelijk element in poëzie wel weer verfrissend werkt. Schrap me is geestig en prikkelt de geest.

Lies van Gasse
Iets heel anders dan de in Zieteratuur en de hierboven besproken bundels is Sylvia, de graphic poem van Lies van Gasse. Het is verstripte poëzie, al houdt het niet het keurige midden tussen strip en poëzie zoals de door Uitgeverij Atlas uitgeven verbeelde gedichten van Hugo, Baudelaire en Slauerhoff dat doen. Tekst en beeld vloeien bij Van Gasse meer in elkaar over.

Een van de redenen waarom Sylvia zich onderscheidt van de hierboven besproken bundels, is het narratieve gehalte van haar poëzie. Het gaat over een breuk in een relatie en het wederzijdse gemis van de partners. ‘Hij’ gaat op reis met een kind dat uit zijn hoofd geboren wordt en als tegenstem fungeert, ‘zij’ blijft achter en bedenkt ‘bergen en een bos / om ’s nachts in te gaan / wandelen’. De schetsmatige, met zwarte inkt of wit krijt gemaakte tekeningen gaan soms in dialoog met de tekst, soms werken ze eerder verstillend. Een enkele keer wens je dat die verstilling aan blijft houden en komt de tekst te vroeg, zoals in het laatste deel van de bundel. Daar wordt in beelden een ontmoeting tussen de twee protagonisten gesuggereerd die door de tekst geëxpliciteerd wordt. Sterker was het wellicht als het bij die suggestie was gebleven.

Een opleving van figuratieve poëzie
Is in de poëzie sprake van een opleving van figuratieve poëzie? Nee, het wordt in de poëzie nog (steeds) te weinig beoefend. Vorm in het vrije vers is bovendien al sinds het prille begin van groot belang geweest, daarvoor conformeerde men zich aan klassieke versvormen als het sonnet. Moderne dichters probeerden de inhoud van het vers met de vorm te laten samenvallen, om zo een werkelijkheid op te roepen of te maken. Je hoeft maar aan Van Ostaijen, Leopold en Kouwenaar te denken om dat te begrijpen.

Het is daarom voorlopig nog een illusie om te denken dat er daarvoor sprake is van een hernieuwde aandacht. Een aanwinst voor de poëzie is de hedendaagse figuratieve poëzie wel, het toont de vitaliteit en lenigheid van poëzie, omdat zij zich weet los te zingen van de vertrouwde poëticale vormen en de discussie aanzwengeld over de wat dat vreemde fenomeen dat we poëzie noemen in hemelsnaam toch is.

Zieteratuur
Karel ten Haaf (red.)
Uitgeverij: Passage
€ 22,50
ISBN 97890 5452 212 6

Zichtbare stem
Renaat Ramon
Uitgeverij: PoëzieCentrum
€ 22,95
ISBN: 978 90 5655 303 3

Schrap me, Stiftgedichten
Dimitri Antonissen
Uitgeverij: Literair Productiehuis Wintertuin
€ 17,50
ISBN: 978 90 79571 06 2

Sylvie
Lies van Gasse
Uitgeverij de Wereldbibliotheek
€ 17,50
ISBN: 978 90 284 2322 0