Een gesprek met Bart Moeyaert
Op negentienjarige leeftijd debuteerde Bart Moeyaert met Duet met valse noten, het begin van een uitgebreid oeuvre. Moeyaert schrijft verhalen, gedichten en theaterstukken voor kinderen, volwassenen en alles ertussenin. Nu komt hij met Graz, een novelle over apotheker Herman, die iedereen kan helpen behalve zichzelf. Het boek is in een verkorte versie te zien als theatermonoloog in Stukken van de Vlaamse groep STAN. Deze voorstelling speelt vanaf 4 april in verschillende theaters in Nederland.
Graz is in opdracht geschreven. Schrijf je zo’n werk anders dan ‘normale’ boeken?
‘Op het moment dat iemand me benadert voor een opdracht reageer ik heel gevoelsmatig: ik doe het alleen als ik het een fijne opdracht vind. Zodra ik ermee aan de slag ga, ontdoe ik het van het idee dat het een opdracht is. Dan is het mijn project, in mijn werkkamer, niet anders dan andere boeken. In dat opzicht is het dus niet anders.’
‘In het geval van Graz was het verhaal er eerder dan de opdracht. De eerste tien pagina’s van het verhaal heb ik namelijk twee jaar geleden geschreven, toen ik een lezing gaf in Graz. Die bladzijden zijn vervolgens naar de achtergrond verdwenen; ik had het te druk met andere dingen, zoals mijn Stadsdichterschap. Toen STAN mij benaderde, kwam het verhaal weer in me op. Vervolgens ben ik nog twee keer teruggegaan naar Graz; één keer voor meer lezingen en daarna voor een langere periode om heel bewust aan het boek te werken. Ik heb het voor een groot gedeelte geschreven op de plaats waar het zich afspeelt, in het Parkhotel dat uitziet op de apotheek. Maar elke overeenkomst met de werkelijkheid berust natuurlijk op toeval.’
Herman heeft altijd de juiste woorden paraat voor zijn patiënten. Liggen alle woorden voor jou ook al klaar als je gaat schrijven?
‘Schrijven is veel meer een worsteling. Ik denk dat dat het voordeel is van een apotheker: die kan doen alsof hij betrokken is, maar hij weet eigenlijk van tevoren al precies wat hij gaat zeggen. Als schrijver kan je wel denken dat je weet wat je gaat zeggen, maar het gaat toch altijd een andere kant op, de woorden gaan hun eigen gang. Zolang je de personages laat doen wat ze willen, is er niets aan de hand. Maar je bent meer dan een schrijver, je bent ook de eerste lezer van je eigen werk die opmerkt: dit moet anders. Als die twee kanten van jezelf het niet eens kunnen worden, dan kan het schrijven fout gaan. Een apotheker hoeft nooit de dialoog met zichzelf aan te gaan: het is pure wetenschap.’
Maar de apotheker heeft ook veel te maken met mensen. Hij woont al zijn hele leven in de stad en kent iedereen.
‘Dat is waar, maar als Stadsdichter heb ik ervaren dat je de stad niet constant naar binnen kunt laten komen. Er komen ongelooflijk veel dingen op je af, meningen die je eigenlijk niet wilt horen en in je eigen wereld ook niet te horen krijgt. Die dingen kruipen onder je huid, kunnen je ziek maken. Je kunt dus niet onbewogen in de stad rondlopen, tenzij je bepaalde zaken blokkeert. Ik stel me voor dat je als apotheker onmogelijk overeind kan blijven in de dagelijkse ellende. Dan moet er een systeem in je lijf komen te zitten dat zegt: ik ben betrokken, maar tot hier en niet verder.’
Herman klimt de berg op, tegen de snijdende wind in, omdat hij wil weten of hij bestaat. Wat betekent dit voor jou?
‘Als ik op reis ben, ga ik op zoek naar spannende plekken, om iets te ervaren wat ik nog niet had meegemaakt. Zo doe je ook ontdekkingen, waardoor je anders gaat denken, méér bestaat dan een uur geleden. Men denkt vaak dat verandering erin ligt een andere richting op te gaan, maar het kan al bestaan uit een nieuwe gedachte, een inzicht. Op het moment dat Herman wil weten dat hij bestaat, bestaat hij ook direct meer.’
Herman zegt: ‘als een boek niet op de radio was geweest of een prijs had gewonnen, kende ik het boek niet.’ Hoe belangrijk is die erkenning voor jou?
‘Ik heb mezelf snel aangeleerd hoe je met een prijs moet omgaan: relativeren. Het gaat om een bepaald jaar, met een bepaald aantal boeken – in een ander jaar was je misschien niet eens genomineerd geweest – met een bepaalde jury, die vaak maar uit vijf man bestaat. Misschien is het jammer dat ik nog nooit een grote geldprijs heb gewonnen, waardoor ik een jaar lang niets hoefde te doen en alleen maar kon schrijven. Maar wat maakt het uit? Doordat ik die prijs niet heb gewonnen, heb ik een theateropdracht aangenomen – dus het mes snijdt aan twee kanten.’
Zijn er nog andere vormen van erkenning waar je naar op zoek bent, of is het genoeg dat je er zelf blij mee bent?
‘Het begint ermee dat ik zelf blij moet zijn met het boek, maar daar houdt het niet mee op. Dan zou ik het gewoon in een la kunnen leggen. Ik publiceer het echter – niet om mensen te vermaken, maar om begrepen te worden. Ik wil weten of de lezer mij heeft gezien. “Besta ik voor u?” Ook gedichten die ik als Stadsdichter heb geschreven over Antwerpen gaan uiteindelijk over mij. Brug kwam voort uit een discussie over een brug die afgebroken zou worden nadat hij 37 jaar op een kruispunt had gestaan. De hele stad was in rep en roer, terwijl dat ding ooit gebouwd was met de intentie dat hij er maar 3 maanden zou staan. Dan vraag ik me af: waarover gaat deze discussie? Dat leidt tot een gedicht, niet over de brug, maar over mij: stel dat ik 37 jaar word, of 3 maanden – maakt dat enig verschil voor mijn nut, mijn noodzakelijkheid?’
Op de website van STAN staat een aantal zinnen met betrekking tot de schrijver en de toneelspeler. In hoeverre herkent Moeyaert zich in deze stellingen?
– de schrijver is vooral met zichzelf bezig
Hij lacht. ‘Het is jammer dat die zin zo lelijk klinkt, maar het is waar. Ik denk dat je onmogelijk over iets anders kunt schrijven dan over jezelf. Uiteindelijk vertel je de lezer die jij zelf ook bent iets dat je als schrijver hebt ingezien. Ik heb geen boodschap, ik hoef de wereld niet te veranderen met mijn boeken. Ik schrijf omdat het mij gelukkig maakt, omdat ik ervan houd met de woorden te spelen en omdat ik erdoor het gevoel heb dat ik besta.’
‘Schrijven is altijd een poging te verhelderen. In elk boek zit één zin waarvan iemand denkt: dat is de waarheid, dat heb ik altijd al gedacht maar nooit zo verwoord. En dat is dan de functie van het boek voor die persoon. Als je ergens mee zit, zijn er boeken die je kunt lezen of films die je kunt zien. Zulke dingen helpen echt, omdat iedereen eruit haalt wat hij zelf nodig heeft. In Graz staan tussen de verschillende hoofdstukken citaten uit boeken die Carla ooit aan Herman heeft uitgeleend. Elk boek is ofwel van een homoschrijver, of gaat over homoseksualiteit, of de verstikkende macht van het katholicisme, of over iemand die zijn maagdelijkheid of onschuld verloor. Door die boeken te lezen begreep Herman meer over zichzelf, en kon hij beter met zijn problemen omgaan. Dat hoef je niet te weten als je het boek leest, maar het voegt wel wat toe.’
– de schrijver is eenzaam en dat voor altijd
‘Ook dat is waar. Maar ik denk dat we in wezen allemaal schrijver en eenzaam zijn. Dat klinkt misschien niet leuk, maar er zijn genoeg hulpmiddelen die het minder eenzaam maken: mensen die dicht bij je staan, vrienden.. Toch, als je dieper nadenkt over de dingen, weet je dat je nooit echt zult kunnen zeggen wat je denkt en voelt. We kunnen doen alsof we elkaar begrijpen, en ik kan denken dat ik duidelijk ben, en toch zullen we elkaar niet begrijpen. Dat vond ik vroeger ook ongelooflijk lastig. “Laten we allemaal zwijgen,” dacht ik, “dat is veel makkelijker”. Maar ik word er niet meer verdrietig van. Ik weet nu dat ik mezelf minder eenzaam kan maken door te denken aan de mensen die mij lief zijn, door mezelf uit te dagen en te verdiepen.’