Boeken / Fictie

Samenleving in miniatuurformaat

recensie: Jan Siebelink - Suezkade

Soms lees je een boek dat je niet wilt of kunt wegleggen. Het verhaal heeft je in zijn greep; elke vrije minuut moet je lezen. Helaas zijn boeken met zo’n uitwerking zeldzaam, heel erg zeldzaam zelfs. Gelukkig bestaan er schrijvers die het vermogen bezitten dit wel voor elkaar te krijgen. Een van hen is Jan Siebelink, die in Suezkade laat zien wat literatuur zou moeten zijn. Het verhaal ontroert, verwondert, overdondert en slokt je op.

Het is niet de eerste keer dat Siebelink dit flikt. Zijn eerdere werk Knielen op een bed violen werd terecht een bestseller. Zijn verhalen zijn natuurlijk, alsof ze er altijd al zijn geweest en niet ontsproten zijn in het hardwerkende brein van de schrijver. Het is alsof zijn woorden jouw woorden zijn.

Zielsverwantschap

Marc Cordesius, de hoofdpersoon in Suezkade, torst zijn verleden met zich mee. Hij denkt eraan te kunnen ontsnappen wanneer hij als leraar Frans op een middelbare school aan het werk gaat. Door zijn knappe verschijning en innemende persoonlijkheid wordt hij in eerste instantie door iedereen op de school met veel warmte ontvangen. Hij lijkt zijn plek te hebben gevonden, en even is zijn verleden naar de achtergrond verdrongen. Alles lijkt te zijn zoals het moet zijn.

Niet alleen de school en zijn werk, maar vooral de liefde die hij voelt voor een van zijn leerlingen, de Marokkaanse Najoua, geeft hem het gevoel dat alles goed is. Het is een liefde die alles overstijgt; het gaat niet om begeerte of het willen bezitten van de ander, maar om een mengeling van diepe vriendschap en zielsverwantschap. Uiteindelijk blijkt deze liefde te groots te zijn voor deze wereld, te perfect en te mooi om bewaarheid te worden.

Vlees en bloed

Siebelink weet als geen ander hoe hij een omgeving moet weergeven. Zijn beschrijvingen zijn poëtisch, maar tegelijk zo duidelijk dat al je zintuigen aangesproken worden. Zo beeldend zijn zijn woorden dat je het ziet, hoort en bijna kan ruiken.

Hij snoof de penetrante geur van vochtige muren op, gekerfd door de inwerking van ondefinieerbare zuren. Op de vloer lag een onheilspellende smeerboel van kapotgesmeten bierflesjes en doorweekte proefwerkblokken (…) Hier heerste een sfeer van onmiskenbaar verval. Dit waren zieke lokalen die naar koorts roken, die huilden en huiverden. Een niemandsland.

Ook weet Siebelink personages te creëren die niet een verhaaltje uitbeelden, maar mensen zijn van vlees en bloed. Marc Cordesius is zoals we allemaal zijn, in meer of mindere mate.

Eén die zich om hem bekommerde, één die misschien de donkere schaduw zag, erger dan verdriet, diep in zijn blik, die niemand, ook Najoua niet, had kunnen uitwissen, een onstilbaar, hopeloos gevoel dat onder alles hing wat hij deed. Op dat punt was hij ontoegankelijk, ontsnapte aan allen. Van zijn wanhoop had hij zijn hoogstpersoonlijke geloof gemaakt.

Gevallen engel

Net als in Knielen op een bed violen, blijft Siebelink dicht bij zijn eigen wereld en zichzelf. Hij weet waar hij het over heeft, en misschien verklaart dat mede zijn succes. De middelbare school is, door zijn verleden als leraar Frans, voor hem een vertrouwde plek. Moeiteloos schrijft hij over de gang van zaken. De school blijkt een perfecte plek om de relaties tussen mensen te beschrijven. De roddels, de jaloezie, de vriendschappen tussen de docenten, alles wat mensen verbindt of juist uit elkaar drijft, komt aan bod. De school is een samenleving in miniatuurformaat.

En net als in het echte leven zijn er mensen die erbuiten vallen, zoals Marc, doordat ze anders zijn, zich niet willen conformeren. Marcs nieuwe leven op de school, zijn kleine eilandje binnen de school, zijn lokaal met de oude Parijse metrokaart en zijn poes met de naam Gevallen Engel: niets is bestand tegen de weerstand. Zijn verleden haalt hem in.

Siebelink is in staat geweest om een boek te schrijven dat na blijft zinderen als je het hebt dichtgeslagen. Het doet iets met je, het zet je wereld even op de kop. Het doet wat grote literatuur moet doen: al je emoties aanspreken om je vervolgens verdwaasd, en vol vragen, achter te laten.