Over de diepste krochten van de ziel en daaraan voorbij
In de autobiografische roman Ik hou van je maar ik kies het duister dompelt auteur Claire Vaye Watkins (1984) zich onder in haar eigen familiegeschiedenis. Met een vader die lid was van de Manson Family en een moeder die aan zelfdestructie leed, valt er meer dan genoeg te vertellen. Ondanks de groteske tragiek die Watkins toont, heeft ze ook zeker een (zwart) gevoel voor humor.
Jeugd zonder perspectief
De schrijfster is in haar derde boek openhartig over haar leven, dat eenvoudigweg ‘trammelant’ te noemen is. Misschien wel erg voor de hand liggend, voor de liefdesbaby van een behoorlijk instabiele moeder en de rechterhand van Charles Manson (de Amerikaanse crimineel en sekteleider, die talloze moorden op zijn geweten had). Samen met haar zusjes Lise en Lyn groeide ze op in Tecopa en in Pahrump, aan de Navajo Road in Californië in de Verenigde Staten. Nadat de dood – door toedoen van de ziekte leukemie – hun vader tot zich nam, trouwde hun moeder met Ron. Een huwelijk dat niet lang stand hield, met als gevolg dat Watkins moeder huis en haard verliet en Ron in grote onwetendheid achterliet. Hoe jong ze ook is, de jeugd van Watkins wordt overschaduwd door de verslavingen van haar moeder:
‘Verslaving is een van die begrippen die ik nooit bewust heb geléérd. Een begrip dat ik vanaf mijn geboorte al gekend lijk te hebben. […] De AA kwam het dichtst bij een kerk, wat ons gezin betreft.’
Bittere gevoelens en zwarte humor wisselen elkaar af als Watkins vertelt over haar aan koffie-, sigaretten-, drank- en werkverslaafde moeder. Als hun moeder hun levens keer op keer in gevaar brengt, besluiten Lyn en Lise weg te lopen (Watkins is het huis dan al uit) om weer bij Ron te gaan wonen in zijn dubbelbrede trailer aan Mesquite Avenue. Later, na een gevangenisstraf, mag Watkins moeder weer terugkeren naar de trailer: de plek waar ze uiteindelijk haar dood zal vinden na een overdosis pillen.
Zelfdestructief?
Terwijl haar moeder naar eigen zeggen ‘langzaam ten onder ging’, woonde Watkins onder andere in Los Angeles en leerde ze haar eigen boontjes doppen. Door middel van flashbacks en flashforwards geeft Watkins een niet-chronologisch overzicht van haar turbulente leven. Ze is uitgegroeid tot een getrouwde vrouw, met een baby en een ‘rij tanden in haar vagina’. Na Watkins bevalling overvalt een postnatale depressie haar en opeens is haar eigen leven Watkins vreemd: ze wil antwoorden op vragen uit het verleden, korte metten maken met de ethische kwesties die opdoemen in haar hoofd. Ze vlucht weg, vér weg, van een burgerlijk bestaan en enkel de borstkolf in haar reistas doet Watkins – op haar verre bestemming – nog herinneren aan de verantwoordelijkheden die een moeder draagt.
Een spiritueel ego
Het leven van de schrijfster, die momenteel ook lesgeeft in het vak ‘Creatief schrijven’ aan Bucknell Universiteit in Lewisburg (Pennsylvania), heeft trekjes van een script voor een dramatische film over de armoede in de woestijn van Nevada. Niets is minder waar; haar door en door feministische en altruïstische aard zijn niet overdreven. De schrijfster keerde terug naar de plek van haar jeugd, Death Valley, en is er nooit meer weggegaan. Ze ging terug om een goed beeld te construeren van haar ouders: aan het begin van het boek geeft ze een uitgebreide portretschets van haar vader en in vele hoofdstukken toont ze de brieven van haar moeder als jonge vrouw. Deze brieven doorbreken het verhaal, dat op zichzelf al lastig te volgen is. De vrij onorthodoxe schrijfstijl die Watkins hanteert, laat zien dat ze over een grote woordenkennis beschikt én dat ze zich verscheidene manieren kan aanwenden om haar verhaal aan de man te brengen. Ze maakt bovendien zoveel intertekstuele verwijzingen en ze dropt zoveel namen dat het vrij lang duurt om dit boek uit te lezen. Daarbij is de auteur zeker niet vies van een beetje spiritueel gezwets op z’n tijd, waardoor je je soms waant in het aloude hippietijdperk van vrije liefde (ze houdt er een niet bepaald geslaagd open huwelijk op na) en drugs. Sommige passages zijn zo duizelingwekkend geschreven, zo ongrijpbaar of onduidelijk, dat je je soms zelf in een trip waant. Juist door zoveel informatie mee te geven, raakt ze de lezer kwijt.
Zielenheil
Eerlijk is eerlijk: dit is een ongenadig diepe inkijk in het leven van een opmerkelijke vrouw. Ze bewandelt geen conventionele wegen, maar ze kiest voor de grootste omwegen in het leven. Bovenal doet ze waar ze zin in heeft en ze staat haar mannetje, terwijl de herinneringen aan een moeizame jeugd haar altijd blijven tergen. ‘Een roepende in de woestijn’ is deze vrouw zeker niet. Haar complexe wijze van denken en de zoektocht naar zielenheil, maken dit boek tot een opmerkelijk stukje literatuur.