Aanstekelijk idealisme
.
De interesse van criticus Anna Tilroe voor de maatschappelijke context van kunst is moeiteloos terug te vinden in haar eerste grote tentoonstelling. Niet alleen het thema Grandeur maar ook de nadrukkelijke informatievoorziening en betrokkenheid van het publiek sluiten aan bij haar mening dat er met betrekking tot groei van individu en samenleving voor kunst een belangrijke functie is weggelegd. Dat mensen graag meegaan in deze utopische visie bewees niet alleen het grote aantal Arnhemmers dat zich vrijwillig inzette bij de processie, maar ook de opvallende bezoekersaantallen.
Lees meer over Sonsbeek 2008: Interview Anna Tilroe, artistiek leider | Recensie tentoonstellingscatalogus | Recensie tentoonstelling | Recensie van de voorafgaande processie
Want het is inmiddels een feit. Nog voor de eerste zes weken verstreken zijn, bezochten al meer dan 35.000 mensen de tentoonstelling in het Arnhemse park. Ter vergelijking: de Sonsbeek Tentoonstelling van 1993 trok in zijn geheel maar 12.000 bezoekers. Niet gek dus dat deze aantallen ook boven de verwachting van de makers ging en de bezoekersgids al twee keer moest worden bijgedrukt.
Heeft deze grote belangstelling te maken met de intensieve betrokkenheid van de Arnhemse bevolking bij de processie?
‘Hoewel wij ook verrast zijn door de grote belangstelling, is het wel vanaf het begin de bedoeling geweest een grote groep aan te spreken. Ik wilde geen tentoonstelling maken waaraan abstracte kunstbegrippen ten grondslag lagen, en daarmee alleen interessant voor de kunstelite, maar een tentoonstelling die iets vertelt over de samenleving, over hoe wij zijn. Misschien is het dus wel andersom: de reden dat we genoeg mensen enthousiast kregen om deel te nemen aan de processie, hing voor een belangrijk deel samen met de relevantie en herkenbaarheid van het gekozen thema. Er is duidelijk behoefte aan grootsheid. Velen zijn ziek van de negativiteit en klaar voor nieuwe voorbeelden.
Men voelt zich echter niet zomaar betrokken. Bij het samenstellen en enthousiasmeren van de gilden was informatievoorziening cruciaal. Je moet mensen vertellen waar je mee bezig bent, uitleggen wat je visie is. Nu de tentoonstelling loopt behoort dit tot onze belangrijkste taken. Niet alleen de leek, maar ook de vakbroeders hebben informatie nodig. Je kunt niet alles weten, ook al ben je nog zo’n kunstliefhebber.’
Is het geen heel dapper uitgangspunt om zowel voor een groot publiek als voor de kunstwereld een tentoonstelling te willen maken?
‘Als critica is het ook altijd mijn streven om stukken te schrijven voor de grote massa geïnteresseerde leken (want ik ben er van overtuigd dat die er is) te schrijven, maar tegelijkertijd ook de kunstwereld voldoende stof tot debat te bieden. Dat betekent dat ik geen hermetische, academische stukken wil schrijven, maar ook geen al te grote knieval moet maken. In die zin is Sonsbeek een tentoonstelling geworden zoals ik ben. De samensmelting van toegankelijkheid en diepgang zit verscholen in de combinatie van werken, van de tentoonstelling als geheel. Er is licht werk, maar ook sterk conceptueel, zoals het elke dag opnieuw bijhakken van een naam in een bestaand monument, bedacht door Hans van Houwelingen. Daar heb je je bezoekersgidsje wel even bij nodig. Ook het werk van de Japanse Yasue Maetake ervaren mensen als moeilijk.’
U heeft de kunstenaars uitgezocht op het feit dat het thema grandeur al in hun werk verscholen zat, maar welke kunstenaars hebben u speciaal verrast met hun bijdrage aan Sonsbeek?
‘Er gaan natuurlijk heel intensieve gesprekken aan de daadwerkelijke totstandkoming van een kunstwerk vooraf, maar ondanks dat hebben alle kunstenaars me verrast. Geen van de kunstenaars heeft een werk gemaakt wat ze toch al zouden maken.’
Op de vraag of er ook kunstenaars zijn die met het nieuwe werk toch minder in het thema blijken te passen, reageert Anna Tilroe terughoudend. ‘Niet elk werk is even sterk. Maar dat is ook logisch. Je kunt niet een concept bedenken en verwachten dat het er twee jaar later ook exact zo staat. Je moet concessies doen en dat geldt ook voor de kunstenaars. Bovendien is het bij een groepstentoonstelling altijd zo dat het ene werk meer effect heeft dan de ander. Waar het om gaat is dat er een balans is, het is een verhaal, een verhaal waarbij ieder werk, iedere kunstenaar zijn eigen insteek kiest.’
Kunt u een voorbeeld van zo’n insteek noemen?
‘Serge Onnen, die nooit eerder een beeld maakte, toont in zijn stripachtige tekeningen een grote maatschappelijke betrokkenheid. De illusie van geld vormt daarbij vaak een belangrijk thema. Zo ook in Good Table/Bad Table; tussen twee boomstammen ronddraaiende roulettetafels. Het is een interessante visie op het thema, omdat juist nu grootsheid veel in verband wordt gebracht met succes en rijkdom. Terwijl dit natuurlijk een illusie is. Net als macht, nog zo’n waanbeeld van grootsheid. Spitting Leaders, de elkaar bespuwende voormalig wereldleiders, van Fernando Sánchez Castillo gaat hierover.’
Zijn er ook tegenhangers te vinden; werken met kleinheid als basis voor grootsheid?
‘Zeker. Het meest duidelijk is dit in Head in Tree van Rona Pondick; een heel verstild beeld van een glanzend hoofd hangend in een bladloze, kleine boom. De boom lijkt middenin een ronde vijver met wortel en al boven het water te zweven. Het is een meditatief, in zichzelf gekeerd beeld. Als je goed kijkt, zie je dat de wortels van de boom de vorm hebben van een navelstreng. De plaatsing versterkt de nadrukkelijke verbeelding van het op jezelf teruggeworpen zijn. Ook in het werk van Johan Creten wordt grootsheid op de vierkante centimeter getoond. De bronzen, werkelijk bewoonde bijenkorven vertellen een verhaal over de kracht en potentie van gemeenschapszin.’
Grandeur lijkt verwantschap te vertonen met de term levenskunst, waarbij het er om gaat manieren te vinden om ‘goed’ te leven, je potentie te onderzoeken en uit te dagen. Onder andere Michel Foucault (1926-1984) hield zich aan het einde van zijn leven met dit eeuwenoude filosofische vraagstuk bezig en de laatste tijd kom je zijn inzichten her en der weer tegen.
‘Aan die vergelijking had ik zelf nog niet gedacht, maar het heeft inderdaad wel met elkaar te maken. Het doet me specifiek denken aan The Ornamental Hermit van Matthew Monahan. Het beeld van de de verwrongen kluizenaar met op zijn rug een droom: een in een lijst gevangen, gaaf gezicht. De balans vinden tussen streven naar een ideaal en acceptatie van de werkelijke situatie is het fundament van de levenskunst. Je weg vinden tussen verlangen en realiteit.’
Een van de manieren waarop u Grandeur beschreef was als volgt: ‘Het pijnlijke, moedige streven om boven je eigen dagelijkse beperktheid uit te stijgen’. Bent u tijdens de voorbereidingen van uw eerste grote tentoonstelling nog vaak geconfronteerd met uw eigen grandeur?
‘Nou, meer met mijn eigen kleinheid. Het was zeker leerzaam.’
Het was niet altijd leuk?
‘Mijn insteek is niet dat dingen leuk moeten te zijn. Het gaat juist om de ontwikkelingsprocessen. Daarvoor moet je over drempels heen en niet omkeren bij weerstand. Door die weerstand groei je.’
Wat gaf de meeste weerstand?
‘De onoverzichtelijkheid. Je weet eigenlijk niet precies waar je aan begint. Het samenstellen van de gilden voor de processie bijvoorbeeld; het was een hele zoektocht om sleutelfiguren te vinden in wijken, instellingen en al bestaande verenigingen die meer mensen zouden kunnen enthousiasmeren. En er hing veel af van de processie, het is een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling.’
Ik begreep dat de processie in het oorspronkelijke concept een nog grotere rol speelde?
‘Er was inderdaad sprake van drie processies; aan het begin, halverwege en aan het einde van de tentoonstelling. Maar dat idee hebben we al vrij snel moeten laten varen. Het is praktisch gezien bijna niet mogelijk en het kost heel veel geld. Bovendien krijg je mensen bijna niet enthousiast voor meerdere keren. Op deze manier was het een unieke gebeurtenis, waardoor het ook veel mensen getrokken heeft.’
Uw collega bij het NRC struikelde hier nogal over in haar recensie van de tentoonstelling.
‘Ja, dat was een opmerkelijk artikel. Ik heb het overigens niet als een kritiek op de tentoonstelling ervaren want daarover ging het amper. Het hele stuk was toegespitst op wat het allemaal niet geworden is. Daar kun je je niet tegen verweren want je moet altijd iets van je oorspronkelijke plannen inleveren. Tal van mensen hebben het daarom gelezen als een persoonlijke afrekening. Maar ik iheb geen vete of iets dergelijks met de desbetreffende criticus.’
Gaat u zelf weer als criticus aan het werk na Sonsbeek?
‘Ik wil gewoon weer verder gaan met schrijven, maar ik weet niet zeker of dat weer voor de krant zal zijn. Dit hangt natuurlijk van de krantredactie af, maar ook van mezelf. Ik weet niet zeker of mijn manier van schrijven nog in de krant past; hierin worden de stukken steeds korter en ligt de nadruk steeds meer op het verschaffen van informatie.’
Ziet u nu niet overal nog kunstenaars die goed in het thema van Sonsbeek 2008 hadden gepast?
‘Nee. Dat het ik afgesloten. Als schrijver ben ik het gewend om me ergens intensief in te verdiepen en ook dan moet je het op een bepaald moment afsluiten, terwijl je weet dat je niet alle kanten bekeken hebt, terwijl je weet dat je dingen moet laten liggen. Dat is onvermijdelijk. Je schiet altijd te kort, het is eindeloos. Maar op een bepaald moment moet je zeggen: hier laat ik het bij, dit is het beste wat ik kan maken.’