Vroman leeft!
.
Naast dichter is Vroman een begenadigd tekenaar: ook de afbeelding op het voorplat, een oude, schrijvende hand met een voor de helft gevulde ballpoint, is van zijn makelij. Maar ronduit beroemd is zijn poëzie. Denk aan titels als: ‘Voor wie dit leest’, ‘Bloemen’ en ‘Vrede’.
Het vromaneffect
Vroman is niet alleen bekend in de culturele wereld. In Utrecht studeerde hij biologie en vertrok vlak voor de Tweede Wereldoorlog naar Nederlands-Indië waar hij afstudeerde. Na zijn krijgsgevangenschap tijdens de Japanse bezetting, bleef hij op de terugweg naar Nederland in New York hangen. Daar specialiseerde hij zich verdienstelijk als wetenschappelijk onderzoeker in bloedstollingsprocessen. In 1958 promoveerde hij op dit onderwerp aan zijn oude universiteit. Zijn multi-talent leverde hem in de Van Dale zelfs het ‘vromaneffect’ op, een begrip dat niet alleen op een hematologisch verschijnsel duidt, maar ook verwijst naar ‘het resultaat van de verstrengeling van literaire en natuurwetenschappelijke begaafdheid’.
In 1947 trouwde hij met zijn verloofde Tineke Sanders, wie hij toen al zeven jaar niet meer gezien had en met wie hij inmiddels al meer dan vijftig jaar samen is. Ze kregen twee kinderen. Dat Vroman hondstrouw is, blijkt onder meer uit de gehechtheid aan zijn uitgever. Nadat zijn vrouw tevergeefs geprobeerd had hem bij verschillende uitgeverijen binnen te krijgen, werden zijn gedichten uiteindelijk uitgebracht door Querido. Hij is daar nooit meer weggegaan. De wijlen G. A. Van Oorschot bijvoorbeeld, die zijn poëzie aanvankelijk zonder opgaaf van reden had geweigerd, moet zijn afwijzing van Vroman hebben betreurd: hij heeft hem verschillende malen geprobeerd terug te winnen. Maar noch de hem aangeboden redactionele functies, noch Van Oorschots voorstel om Vromans proefschrift te publiceren, haalden iets uit.
Vlakbijste dichter
Vromans poëzie is moeilijk binnen een stroming te plaatsen. Al bij zijn debuut werd hij herkend als een belangrijk modern dichter en men associeerde de sfeer in zijn gedichten met die van de schilder Chagall. Hij oogstte bijvoorbeeld grote bewondering bij W.F. Hermans, die zijn taalmagie en beeldmuziek verwant vond aan die van Gerrit Achterberg. Vroman wordt soms geassocieerd met de Barbarbergroep, die zich in de inmiddels ter ziele gegane tijdschriften als Barbarber en Gard Sivik verzette tegen de ‘anarchistische en duister geformuleerde experimenten’ van de vijftigers. Babarber probeerde in gewone taal alledaagse situaties te beschrijven, maar van de ready-mades van bijvoorbeeld K. Schippers die in Barbarber gepubliceerd werden, is in Vromans werk niets terug te vinden.
Dat werk wordt juist gekenmerkt door de speelsheid met de taal. Lichtvoetig rijmt de dichter, en moeiteloos vloeit de inkt uit zijn pen aan tot het doodgewone, maar poëtische parlando van zijn zinnen. Zijn gedichten zijn doorgaans als persoonlijk te kenmerken: steeds gaat hij een intieme band aan met de lezer. Dat leverde hem bij Kees Fens de benaming van ‘vlakbijste dichter’ op. Vromans gedichten gaan vaak over zijn liefde voor Tineke, over oorlog en passivisme, maar ook zijn voortdurende fascinatie voor biologische levensprocessen en de dood zie je er herhaaldelijk in terug.
Dood
In Nee, nog niet dood speelt dat laatste thema een grote rol. Er is geen gedicht waarin het niet aan de orde komt. Treedt de dood niet woordelijk zijn gedichten binnen, dan is het wel de eindigheid die zich aandient of een afscheid dat op handen is waar omheen het gedicht zich ontvouwt. De gedichten zijn veelal verhalen die in een poëtische vorm zijn gegoten. Vrijwel nergens ontbreekt het eindrijm, dat Vromans stijlmiddel bij uitstek lijkt te zijn om uiteenlopende onderwerpen met elkaar te verbinden. Helaas leidt dat soms tot het gebruik van stoplappen. Bijvoorbeeld, in het gedicht ‘Uitgedrukt’ schrijft hij in een couplet: ‘Al dat rijm, al die coupletten, / wat hinderen ze mij / zolang ik ze niet opzij / of op sterk water kan zetten.’ Het alsof je hem hoort denken: ‘o, o, wat rijmt er op coupletten’? Het sterke water heeft geen enkele toegevoegde waarde in het gedicht; het dient de metaforische eenheid niet.
De kans is reëel dat Nee, nog niet dood de laatste uitgave is van de Vroman: een bevreemdende, wrange constatering. Het is tevens een vraag naar de zin van het alles. De bundel is een grote uiteenzetting met het onafwendbare einde: met open vizier ziet Vroman het naderende ‘niets’ aan. Dat te verdichten zoals Vroman doet is bewonderenswaardig.