Boeken / Fictie

De dramatische ineenstorting van het ‘Nieuwe Bouwen’

recensie: Robert Anker - Nieuw-Lelievelt

In zijn roman Nieuw-Lelievelt schetst Robert Anker een beeld van het naoorlogse Nederland tot het begin van de 21ste eeuw. Anker doet dit aan de hand van hoofdpersoon Wies Bouwmeester, dochter van een aannemer die wordt verdacht van collaboratie met de Duitsers. In een onbewuste poging haar vaders misdaad te herstellen gaat Wies bouwkunde studeren. Haar idealen over de maakbaarheid van alles zullen, denkt ze, bijdragen aan een betere wereld.

Oud-docent Nederlands Robert Anker is schrijver, dichter, literair criticus bij Het Parool, essayist, recensent en sinds kort ook stadsdichter van Amsterdam. In 1979 debuteerde hij met de gedichtenbundel Waar ik nog ben. Als romanschrijver debuteerde Anker tien jaar geleden met Vrouwenzand. In 2002 ontving hij de Libris Literatuurprijs voor zijn roman Een soort Engeland.

Zowel in zijn gedichten als in zijn romans heeft Anker een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt. Was Waar ik nog ben nog een traditionele bundel poëtische jeugdherinneringen, in De broekbewapperde mens (2002) richt Anker zich volop op de maatschappij en vaak ook naar de problemen van die maatschappij.

Illusieloze tijd
In Nieuw-Lelievelt combineert Anker binnen- en buitenwereld. De roman is deels een klassiek psychologisch verhaal over moraal, schuld en boete. En deels een verslag van de maatschappelijke veranderingen in Nederland van vlakvoor de Tweede Wereldoorlog tot ‘onze eigen illusieloze tijd’, zoals de flaptekst het noemt. Anker heeft geprobeerd om een tijdvak en een familiedrama in een verhaal te vatten. Helaas komt het familiedrama wel uit de verf, maar vertilt de schrijver zich aan het tijdvak.

Hoofdpersoon is Wies Bouwmeester, de dochter van Ruud Bouwmeester, een joviale, welvarende aannemer. De familie Bouwmeester maakt in de jaren dertig een schijnbaar zorgeloze tijd mee op het landgoed van het gezin, het door Ruud Bouwmeester zelf gerenoveerde ‘Nieuw-Lelievelt’. Wanneer de oorlog uitbreekt, lijkt ook die ver weg. De idylle stort echter krakend ineen wanneer vader Bouwmeester na de bevrijding wordt gearresteerd wegens collaboratie.

Het Nieuwe Bouwen’
De idealistische Wies is vastbesloten de vermeende schuld van haar vader uit te wissen. Ze wordt architect en zet zich, aangestoken door de overspannen opbouw- en vernieuwingsdrift van de jaren vijftig en zestig, enthousiast aan het ‘Nieuwe Bouwen’. Wies’ verbeten pogingen de wereld om te vormen en daardoor te verbeteren en de groeiende desillusies die ze daarbij te verwerken krijgt, weerspiegelen nadrukkelijk de ontwikkelingen die haar generatie na de oorlog doorliep. Van het idealisme van de jaren zestig, naar de teleurstellingen van de jaren zeventig, tot de vertwijfeling en het cynisme van de jaren tachtig en negentig.

Dat exemplarische doet soms wat af aan de vorming van het personage ‘Wies’. In het eerste gedeelte (‘De belofte’) komt ze echt tot leven. Anker werkt met een knap mengsel van vertellerstekst en gedachtestroom. De lezer ziet de wereld door de ogen van een jong meisje, maar tegelijkertijd is er het omineuze gevoel dat de dingen niet zijn wat zijn lijken.

Foldertekst
Minder interessant zijn de passages in het tweede en derde gedeelte die al te uitgebreid de bouwkundige situatie in Nederland beschrijven of toestanden in Senegal. Wies vertrekt als ontwikkelingswerker naar Afrika als ze zich realiseert dat ze met het ‘Nieuwe Bouwen’ bezig is een toekomst vol winderige groenstroken en troosteloze galerijflats te bouwen. In deze gedeelten vervalt Anker in een gemiddelde foldertekstschrijver. Neem bijvoorbeeld de volgende zin:

Intern-politieke obstructies hadden hem doen besluiten in te haken bij een ander project van de FAO (de Food and Agricultural Organisation van de VN), in Wassarobbé, en daar was het gelukt een irrigatiestelsel aan te leggen op de meer zanderige foonde-gronden op de oeverwal, technisch althans…

Deze zin gaat, helaas, nog verder. Dit soort passages lezen eerder als een UNESCO foldertekst dan als een roman. En dat is vooral jammer omdat Anker in andere gedeelten van zijn boek met precieze, vloeiende zinnen laat zien wat hij als stilist allemaal in huis heeft.

Zwaargewicht
Nieuw-Lelievelt is, mede door Ankers neiging tot sociaal commentariëren, topzwaar. Het boek is een poging een tijdsbeeld te schetsen, maar het verhaal zakt al te vaak ineen onder haar eigen gewicht. Het beeld van de latere Wies lijdt er zwaar onder dat ze zo exemplarisch moet zijn. Wies symboliseert zoveel dat het overtuigende meisje verwordt tot een afstandelijk personage dat de last van de twintigste eeuw op haar rug moet dragen. Ze blijft vreemd stoïcijns onder een onwaarschijnlijke hoeveelheid drama’s. Wat er ook gebeurt, oorlog, verkrachting, jodenvervolging, zelfmoord, Wies blijft maar integer en sterk. Pas op het laatst, als we in die ‘illusieloze tijd’ zijn aangekomen, doet een laatste drama de bejaarde Wies ook toegeven aan het cynisme.

Dit alles maakt dat Ankers Nieuw-Lelievelt maar half is geslaagd. Geslaagd in het vertellen van de kleine geschiedenis van Wies, maar Anker vertilt zich aan de grote geschiedenis van haar generatie. Dit is vooral jammer omdat het boek als geheel erdoor wordt onderuit gehaald. In de roman Een soort Engeland beschreef Anker veel meer de kleine, persoonlijke geschiedenis en minder het tijdsbeeld. Door het contrast met Nieuw-Lelievelt lijkt deze prijswinnaar nog sterker.