Emotieloze Lear beklemt en fascineert
Ze trekken grimassen, hebben vreemde tics en zijn vooral erg onaangenaam. Als een stelletje verlopen variétéartiesten, een groep feestgangers die de dresscode niet heeft begrepen, zo klit het gevolg van koning Lear samen rond de man wiens land en geld ze begeren. De grote koning staat in hun midden, ongeïnteresseerd in die machtsbeluste onderkruipers, vol van zijn eigen belangwekkendheid. Vanaf de eerste scène is het onontkoombaar: deze Koning Lear, een coproductie van het RO Theater en KVS Brussel, gaat vooral over machtspelletjes, gekonkel en verraad. Oprechtheid is schaars in deze gaandeweg steeds killer wordende enscenering. Koning Lear is even beklemmend als fascinerend.
Op een krap voortoneel van kale planken met in het midden een trap naar de orkestbak en een enorm paars achterdoek, speelt het eerste deel van de voorstelling zich af. Zo krap is de ruimte dat de acteurs zich langs elkaar moeten wringen, onhandig manoeuvrerend kunnen ze elkaar letterlijk niet ontlopen. En al helemaal niet wanneer Lear in het midden staat, in de omvangrijke gestalte van Jack Wouterse. Hij maakt van Lear in eerste instantie vooral een zelfingenomen alleenheerser met een ernstig gebrek aan empathie. Eigenlijk best vreemd dat zo’n norse man nog zulke trouwe volgelingen heeft. Maar de graven van Kent en Gloucester en ook zijn nar hebben blijkbaar geen liefdevolle bevestiging nodig om bij hun meester te blijven. Hun Lear is even de weg kwijt, die komt wel weer tot zijn zinnen, lijken ze te denken.
Dan, als Lear het dieptepunt bereikt heeft, verstoten door twee van zijn dochters, waait het paarse doek open. Een enorme trap wordt zichtbaar. De wind blaast, orgelpijpen huilen, in deze onherbergzame ruimte biedt slechts een flodderig blauw plastic zeiltje wat bescherming. Maar Lear voelt de kou niet. Niet omdat hij wanhopig is of gek, Wouterse’s Lear is uitgeblust, afgestompt, gedesillusioneerd.Om hem heen is iedereen bezig met gekonkel en intrige. In eerste instantie wordt dit nog enigszins subtiel verbeeld door overdadig gebruik van zakdoeken om emoties te suggereren. Later neemt het groteske de overhand als dierenmaskers in de plaats van de zakdoeken komen en het stel hielenlikkers richtingloos over de smalle traptreden kruipt. Voor hen blijft er geen greintje menselijkheid meer over.
Alleen Lear’s trouwe volgelingen, Kent en de nar voorop, vertonen nog oprechte gevoelens, lachen en huilen en schamen zich voor hun meester. Lukas Smolders is een geweldige nar, rap van tong en als een duveltje uit een doosje. Hij probeert zijn koninkje in de goede richting te sturen maar het is tevergeefs, de wezenloze sul laat zich niet leiden. Ook de trouwe Kent, een sterke rol van Bart Slegers, probeert zijn geliefde meester te redden. ‘Til hem op, kom, til hem op’ roept hij vertwijfeld uit. Maar Lear is te omvangrijk om te omhelzen, laat staan om op te tillen. Hij is niet te redden en blijft gevangen in eenzaamheid, rondstommelend op de angstaanjagend steile traptreden. Niet de fameuze stormscène op de hei, als verbeelding van de waanzin die zich langzaam van de oude koning meester maakt, is in deze voorstelling het meest aangrijpende moment. Deze Lear leidt niet aan grote gevoelens, eerder aan een gebrek daaraan, een gebrek aan vuur. Nee, de echte ontroering komt pas helemaal op het eind, wanneer het te laat is. Stervend, met de dode Cordelia in zijn armen, vindt Lear een integere emotie bij zichzelf. Dan huilt hij oprecht, zonder zakdoek, een ontroostbare vader. De lege onverschilligheid die al die tijd overheerste, lost dan eindelijk op. Een sprankje hoop breekt door. Laat, maar misschien nog net niet te laat…Koning Lear is nog tot en met 18 november te zien in de Rotterdamse Schouwburg. Klik hier voor meer informatie.