Boeken / Non-fictie

De schilder en de dichter

recensie: Bernard Dewulf - Naderingen

Bernard Dewulf is het meest bekend als journalist en columnist bij De Morgen, waar hij om de andere dag zijn licht laat schijnen op de Vlaamse actualiteit. Belangrijker wellicht is Dewulf als dichter van onder meer de bundels Waar de egel gaat en Blauwziek. Met Naderingen, zijn recentste essaybundel, is hij als kunstkenner ook al niet aan zijn proefstuk toe. Na Dewulfs beschouwingen over beeldende kunst in Bijlichtingen, gaat hij in Naderingen op zoek naar schilders, hun werk en wat hen drijft.

In een reeks sfeervolle essays over schijnbaar willekeurig gekozen schilders verheerlijkt Dewulf in de eerste plaats het schilderen zelf. Met veel liefde beschrijft hij de curieuze levenswandel van zijn studieobjecten en de manier waarop zij allen door het kunstenaarschap ploeteren. Telkens is er een stukje tragiek, telkens echter ook volharding die vaak ver voorbij de realiteitszin gaat én telkens weer zien we hoe schilders de schilderkunst zelf bijna beschouwen als hun geliefde. Dewulf slaagt er als geen ander in de menselijke aspecten van het kunstenaarsleven naar voor te halen: de eenzaamheid, de onbegrepenheid, maar net zo goed de soms verbluffend ‘normaalheid’ die achter de carrières schuilgaan. Als geen ander probeert Dewulf zich ook in te leven in de praktische kant van het schilderen; hij kijkt toe en observeert niet alleen het innerlijke denken, maar net zo goed de liefde voor de verf, de onhandigheid van doeken en de kleine woonkamers.

Smakelijk

Auteur Bernard DewulfAuteur Bernard Dewulf

Dewulf behandelt zijn schilders op een uiterst persoonlijke manier. Het is hem niet te doen om een theoretisch discours over wat wel of niet goede kunst is. Dewulf laat links liggen wat hem niet interesseert en beschrijft vol overgave werk en persoonlijkheid van de door hem gekozen schilders. Hoewel zijn keuze uiteenlopend is, verraadt ze toch een bepaalde smaak. Dewulf valt eerder voor de energieke, begeesterde schilder dan voor de verlamde theoreticus. Met de eerste hoofdstukken over Bonnard, Vuillard, Picabia, Spillaert, Hopper en Fautrier maakt Dewulf grote historische sprongen en dwarrelt hij door verschillende kunststromingen en tijdsgeesten. Het moeilijke daaraan is dat zijn boek vaak slechts zeer summiere historisch omkadering geeft en dat, door de erg persoonlijke keuzes, elke systematiek ontbreekt. Anderzijds is het geen belerend boek. Naderingen is een smakelijke essaybundel voor fijnproevers. Dewulf neemt zijn lezers mee zover hij kan, maar enige notie van de schilderkunst is toch onontbeerlijk.

Hedendaagse schilder
Echt ijzersterk worden de teksten van Dewulf pas wanneer hij in de buurt komt van de hedendaagse schilder, de schilder die, ondanks de controverse over de relevantie van schilderkunst, toch blijft schilderen. Die passage wordt ingezet met een reisverslag. Dewulf gaat op zoek naar het atelier van Nicolas De Staël en komt daarbij een onverzettelijk kwaaie weduwe tegen die hem elke toegang ontzegt. Ondertussen wordt er gemijmerd: over de mysterieuze zelfmoord van de manische  schilder, zijn levenslange armoede, zijn merkwaardige manier van schilderen, de dikke verflagen, de rusteloze ziel, de dwalingen. Naderingen neemt hier een andere wending, een die de lezer vasthoudt op zijn stoel. Nooit geweten dat een verfstreek zo heroïsch kon zijn.

Na dit essay volgen er nog over andere, veelal Vlaamse, mannelijke schilders die gevolgd worden vanuit een fascinatie voor het werk, maar vaak ook vanuit een persoonlijke vriendschap. In ieder geval werkt Dewulf vaak met interviews, waardoor hij het vreemde samenspel van de mens en schilder kan aangeven. Deze werkwijze geeft Dewulfs boek een speciale dimensie, die wat mij betreft vaak Dewulfs sterkte uitmaakt.

Verrukkelijke naargeestigheid

Naakt van DumasNaakt van Dumas
In één essay behandelt Dewulf het werk van de Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas. Dat net dit essay zo sterk naar voor komt heeft te maken met Dewulfs aanpak en met Dumas’ verrukkelijke werk. Deze, overigens blanke, kunstenares wordt vaak in verband gebracht met de strijd tegen apartheid. Onder andere haar black drawings zijn daar een bekend voorbeeld van. In een hele muur vol inkttekeningen van willekeurige zwarte personages laat ze de verschillen zien tussen de geportretteerden en demonstreert ze in één beweging ook de uitzonderlijke materiaalgevoeligheid waarmee ze inkt, penseel en papier tot prachtige resultaten weet te dwingen. De fascinatie voor Dumas’ werk komt ongetwijfeld voort uit de kloof tussen de bijzondere sensibiliteit waarmee ze schildert en de langs de andere kant vaak controversiële, eerder rauwe thema’s die ze opzoekt.

Dewulf gaat dan ook via het richtsnoer van haar werk naar deze persoon achter de schilder op zoek. Uit het gesprek met Dumas blijkt een grote liefde voor de mens. Haar werk, zo zegt zij, heeft als doel de tegenstrijdigheden in wereld en mens te tonen. Zij ziet in elke mens een veranderlijkheid die ze in beeld wil brengen, ze wil haar objecten ontdoen van uiterlijke schijn, hen op de weegschaal van de naaktheid leggen. Dewulf praat met haar over de perspectieven van haar werk, gaat na wat zij nog in beeld wil brengen. Dumas blijkt vaak een vrouw die met haar eigen naargeestigheid in de knoop zit.

Kunstenaar-filosoof
Diezelfde naargeestigheid vinden we, zij het op een heel andere manier, terug bij de Belgische schilder Thierry De Cordier. Dewulf besteed 48 van de 220 pagina’s aan deze merkwaardige kunstenaar-filosoof. Met veel geduld en weidse omhalen beschrijft hij het leven van De Cordier vanaf diens afstuderen tot het nu. Dewulf beschrijft zorgvuldig De Cordiers wikken en wegen om al dan niet kunstenaar te worden, de brief aan zijn gezin wanneer hij op het punt stond dat te verlaten en zijn werk. Werk dat zo sterk geworteld is in het leven, een leven dat zo kunstmatig aan de filosofische wetmatigheden van het werk probeert te voldoen dat het zowat lachwekkend wordt. We zien landschappen in hun meest abstracte vorm, de kunstenaar als bouwer van onherbergzame huizen en een twijfel die meer onverwoestbaar lijkt dan menig bouwsel. We zien een schrijver die zijn bevindingen uit in een ellenlange brief en we weten, voelen bijna spontaan aan, dit is een lievelingskunstenaar. Het zijn dan ook prachtige pagina’s die vanuit een intense bewondering de problematiek van een man als De Cordier behandelen.

Het ultieme schilderij
In zijn slotessay wil Dewulf het uiteindelijk hebben over zijn favoriete schilderij. De zee. De invalshoek dat de zee een schilderij is en dan te bespreken wat verschillende schilders met haar beeltenis hebben gedaan is, op zijn zachtst gezegd, interessant. Dewulf doet dit op een uiterst accurate manier. Vertrekkend van de zee van De Cordier, die hem het meeste lief is, schippert hij langs romantici als Constable en Turner naar Ensor en Spillaert. De zee, zo zegt Dewulf, is een biotoop van het mysterie en in die zin misschien wel het ultieme schilderij. Het is een bijzondere gedachte van een dichter die met een pak inlevingsvermogen zo dicht mogelijk probeert te geraken bij het mysterie van een schilderij. Hij zoekt, zoals ook de schilder wanneer hij voor een zeezicht staat, kan zoeken, maar er nooit helemaal geraakt. Het zijn naderingen, al toont Dewulf zich hier en daar erg dicht.