Film / Films

Opgesloten in een lichaam

recensie: The Diving Bell and the Butterfly (Le Scaphandre et le papillon)

Als Jean Dominique Bauby (Mathieu Amalric) na een beroerte gedesoriënteerd wakker wordt in een streekziekenhuis, blijkt hij te lijden aan het locked-in-syndroom: hij is geheel verlamd en kan enkel nog zijn oogleden bewegen. Als zijn rechteroog het toch niet zo goed blijkt te doen, wordt die voor het gemak maar even dichtgenaaid. “Dat voorkomt ontstekingen”, legt de dokter enthousiast uit. “Rot op!”, roept Bauby, maar niemand hoort hem. Met het ene oog dat hem nog rest, ziet hij zich genoodzaakt contact te maken met de wereld.

The Diving Bell and the Butterfly is de derde film van de New Yorkse kunstenaar Julian Schnabel. Eerder maakte hij Basquiat (1996) over de gelijknamige schilder, en Before Night Falls (2000) over de Cubaanse dichter Reinaldo Arenas. Voor het onderwerp van zijn nieuwe film koos hij wederom een personage dat echt bestaan heeft: Elle-hoofdredacteur Jean Dominique Bauby. Ondanks het locked-in syndroom, kreeg deze het toch voor elkaar een boek te schrijven. Tien dagen na publicatie overleed hij. Schnabel won met zijn film dit jaar de prijs voor de beste regie in Cannes.

~

De film doet sterk denken aan Mar adentro (2005) van Alejàndro Amenábar die ook totale verlamming tot onderwerp heeft. Maar waar die sober van stijl is en vooral euthanasie als thema behandelt, is The Diving Bell and the Butterfly een uitbundige, kleurrijke en heel grappige film geworden die in zijn rijke associaties een aanmoediging is tot leven en liefhebben.

Knipperen

Het verhaal wordt voor het grootste deel van de film verteld vanuit het perspectief van Jean-Dominique. Door zijn ogen zien we de wereld om hem heen. Was dat voorheen de hippe, snelle modescene van Parijs (in een halve seconde als herinnering in beeld gebracht), nu is het zijn ziekenhuiskamer en de balustrade met uitzicht over zee, waar hij bezoek ontvangt. Als Bauby met zijn oog knippert, gaat het beeld een fractie van een seconde op zwart. Als hij tranen in zijn oog heeft, is het onscherp of mistig. Als hij in paniek raakt, gaat de camera alle kanten op. Het is een geniale vondst. Nergens wordt de film statisch. Met zijn cynische voice-over voorziet Bauby de beelden van commentaar en word je als kijker deel gemaakt van zijn beleving.

Kasplant

~

Bauby’s nieuwe identiteit als kasplant doet hem vervallen in contemplaties. Gekluisterd aan zijn bed komt hij erachter dat hij dan weliswaar geleefd heeft, maar dat hij zijn aandacht enkel heeft besteed aan oppervlakkigheden: vrouwen, roem, status. Juist dat hij de dierbaren die hij voorheen verwaarloosde (zijn ex-vrouw, zijn kinderen) nu niet meer kan aanraken, frustreert hem oneindig. De immer positief ingestelde ziekenhuisstaf probeert hem aan te moedigen tot communicatie. Logopediste Henriette noemt met engelengeduld de letters van het alfabet op. Bauby moet met zijn oog knipperen als hij de letter hoort die hij wil gebruiken. “Ik wil dood”, knippert hij.

Levenslust

Dit dieptepunt bereikt hebbende, besluit Jean-Dominique op een dag zijn zelfmedelijden aan banden te leggen en te genieten van de twee dingen die hij nog heeft: zijn herinneringen en zijn fantasie. Met zijn herwonnen kracht besluit hij zijn levenverhaal vast te leggen. Zijn uitgever stuurt een medewerkster die de taak wel aandurft. Knipperend met zijn oog dicteert hij haar een heel boek. Verleden, heden en fantasieën lopen door elkaar heen als een associatieve beeldenbrij met Bauby’s voiceover als gids. Zijn rijke, eloquent geformuleerde binnenwereld staat in schril contrast met zijn verlamde, vrijwel levenloze buitenkant. Het is aangrijpend, en als kijker kan je niet anders dan samen met het ziekenhuis personeel hopen op een wonder.