Een stortvloed aan vernieuwing
Van donderdag 30 augustus tot en met zaterdag 8 september vindt de tweede editie van TF-2, het Amsterdam Fringe Festival plaats. Als tegenhanger van TF-1 waarin de succesvolle voorstellingen van afgelopen seizoen te zien zijn, brengt TF-2 theater, muziektheater en performance voor de avontuurlijke toeschouwer die graag op de hoogte wil blijven van de allernieuwste ontwikkelingen in theaterland. De organisatie van het festival stelt geen artistieke criteria, voor Fringe geldt: wie het eerst komt die het eerst maalt.
Deze open inschrijving leidde tot een stortvloed aanmeldingen. Meer dan 60 gezelschappen krijgen dit jaar de kans om hun werk te presenteren. De Fringe-voorstellingen zijn door de hele stad te vinden. In de bekende kleine zalen zoals De Engelenbak en De Balie en op minder voor de hand liggende locaties zoals clubs en huiskamers. Voor een aantal van de voorstellingen geldt ‘language no problem’ en je kunt nagenoeg overal voor minder dan een tientje naar binnen. TF-2 is dus toegankelijk, maar zeker niet conservatief.
De komende week doet 8WEEKLY verslag van het festival en zal blijken welke voorstellingen een succes worden en welke wat minder geslaagd blijken.
Eerder gezien door 8WEEKLY: Twee van Aan Tafel, Haast of de Kokadrielje van Artemis, Surrender van the Glasshouse, The Bigg Chill van de Heiploeg, Mobil van Van Deuten en De Goeij, Naar van Gosling & Schaminee en Bloedzusters! van Drieons.
Lees hier de recensies van:
Play the beat – De Mannen |
Lichaamswerk – Bernhard Christiansen |
Na jizz upon that sofa – De Maan |
Le nu perdu – Le Nu Perdu |
Bonanza – Berlin (TF-4) |
De Huilende Kers-Ian Bok en Maarten Heijmans |
Loof-Het monsterverbond |
Het Bollywoodmysterie – Gerry Arling & Mondriaan Kwartet |
Death Kit – Branoul |
Isa – Theatergroep Nooduitgang |
The Smile off Your Face – Ontroerend Goed |
Romeo of Julia – De Ketering |
Nachtvizier – Judith Nab/Theatre Espace |
Union Suspecte – We people|
Uptijd – Norfolk & Theater Artemis |
Staat van het Theater – Ronald Plasterk (TF-3)|
Grond – Boukje Schweigman & Theun Mosk |
Meisjes van weleer-Theatergroep Tweelicht |
Priemgeval- Artemis |
De saaiheid is te snijden – Susies Haarlok
Lees ook de recensies van TF-1-voorstellingen: Wie is er bang voor Virginia Woolf?, Kentering van een huwelijk, De geschiedenis van de familie Avenier 1 en 2, Zijde, Richard III, Mightysociety 4, Vielfalt, Een totale Entfuhrung, Phaedra’s love, Mefisto for ever, Mug inn, Kentering van een huwelijk (boek), Who’s afraid of Virginia Woolf (dvd).
De saaiheid is te snijden – Susies Haarlok
gezien: 6 september, Studio K
Susies haarlok is een vrij nieuwe theatergroep die de gelegenheid krijgt om bij Orkater voorstellingen te maken onder de noemer Nieuwkomers. Orkater ondersteunt jonge theatermakers bij de ontwikkeling van hun voorstellingen. In de gloednieuwe locatie Studio K, speelt susies haarlok De saaiheid is te snijden.
De voorstelling gaat over de poëzie van alledaagse saaiheid. Er vallen lange stiltes en er worden belachelijk saaie conversaties gevoerd die door hun gortdroge inhoud en tragische herkenbaarheid ontzettend grappig zijn. Dit alles gebracht door vijf jonge mannen in pak die zich tijdens de voorstelling regelmatig uitleven in rockende elektropunk.
De saaiheid is te snijden bestaat uit tal van geestige maar ook pijnlijke scènes. Soms herkenbaar, zoals eerder genoemde saaie gesprek en soms lekker gek, zoals wanneer de jongens met een bezempje in een kringetje achter elkaar aan lopen en een ritmisch klankspel brengen. Surrealistisch hoogtepunt is de levensgrote cavia die in het Engels verhaalt over hoe het is om een guinea pig te zijn. Hoe hilarisch het grote beest ook is, hij is op een bepaalde manier ook ontroerend. Door de kalme manier van vertellen en de bewegingen van het knaagdier, is zijn relaas niet alleen ontzettend grappig, maar ook aandoenlijk.
susies haarlok mag dan een nieuwe theatergroep zijn en de voorstelling bij bezichtiging slechts een try-out, er is absoluut hard gelachen, ademloos gekeken en met veel plezier naar de muziek geluisterd. Een mooi geheel over verveling, die voor de bezoeker alles behalve saai is. (Diana van der Sluis)
Priemgeval – Artemis
gezien: 7 september, Gasthuis
Elf is een echte tussenleeftijd. Een priemgetal dat nergens bij hoort. Alles gaat veranderen of is al aan het veranderen, maar op welke manier en hoe je daar me om moet gaan, dat is een groot vraagteken. Over hoe het is om elf jaar te zijn, gaat de voorstelling, Priemgeval, die jeugdtheatergroep Artemis presenteerde tijdens TF-2. Gespeeld door acht oud-studenten van de Toneelacademie in Maastricht die deze voorstelling maakten in 2005, tijdens hun laatste jaar op de opleiding. Herinneringen aan die leeftijd en een focus op groepsgedrag waren hun uitgangspunten.
Nat en bibberend staan ze in hun zwemkleren. De giebelende meisjes, het buitenbeentje, de jongens die stoer proberen te doen. Stil en verlegen. Dan, schijnbaar zonder aanleiding, barst een spel los. Een ongericht balspel, veel duwen, trekken, rennen en vooral gillen, heel hard gillen. Verlegen, stuurse meisjes kruipen samen onder een handdoek. Het lelijke eendje van het stel wordt buitengesloten, een schrijnend herkenbare en tegelijk hilarische scène. Ze glimt van blijdschap als ze toch een hand krijgt en vriendschap sluit met het stoerste meisje van de klas. Vriendschap is het wel, gelijkwaardig zeker niet. Want niets is leuker dan het naïeve kind af en toe eens lekker op stang te jagen. Midden op het speelvlak staat een grote rechthoekige, doorzichtige doos. Dit object biedt de mogelijkheid gelijktijdig meerdere locaties en scènes te spelen. De doorzichtige wanden lenen zich bijvoorbeeld uitstekend om tongzoenen op te oefenen. Een scène waarin een overenthousiast jochie wordt uitgefoeterd door een gemene badjuffrouw wint aan sterkte in de geluiddempende plexiglazen box. Ook kun je er lekker iemand in opsluiten, gewoon om te pesten. Priemgeval is in eerste instantie vooral een aaneenschakeling van herkenbare, voor kinderen van elf uiterst cruciale situaties. Woedeaanvallen, met z’n allen tegen één, verliefdheid, depressie, jaloezie, seksualiteit, alles komt voorbij. Later zien we de kinderen als volwassenen, als mensen die het nog steeds allemaal niet weten, het kind nog duidelijk herkenbaar in hun doen en laten. Het is toneelspel met een bijna gênante directheid, soms te schrijnend om aan te zien. De jonge acteurs brengen dit alles met zoveel overgave en overtuiging, met zo’n respect ook voor het kinderleven, dat je niets anders kunt dan kijken, lachen, gruwelen en ontroerd raken. Priemgeval werkt als een lachspiegel, confronterend en bevrijdend. (Sara van der Kooi)
Klik hier voor meer informatie.
Meisjes van weleer – Theatergroep Tweelicht
gezien: 6 september, Brakke Grond
Foto: Moon Saris |
De meisjesgroepen nemen het deze zomer over in theaterland: Uptijd van Artemis/Norfolk, Het Syndicaat/LAB met Drie keer is rendier, Boogaerdt en Van der Schoot met Tsjechov bij de bushalte en nu ook Theatergroep Tweelicht met Meisjes van Weleer. Wat ze gemeen hebben: absurdisme. Maar dat bereiken ze wel allemaal op een heel andere manier. Tweelicht doet dat met hyperrealistische clichés, doorbroken met maffe maar mooie bewegingssequenties.
De première van de voorstelling moet nog komen, later deze maand in Theater Kikker. Maar het materiaal zit er bij de dames Maruja Bobo Remijn, Josje Bruinsma, Martha Nuhoff en Els Willems al vrijwel feilloos in. Ze nemen het generatierijke publiek tijdens deze uitverkochte lunchvoorstelling zonder moeite mee terug naar de spruitjeslucht van de jaren vijftig, toen ieder middenstandsgezin gelukkig was – althans: voor de buitenwereld.
Het theekransje is een terugkerend ritueel in Meisjes van weleer. Vier brave huisvrouwen, gestoken in kuise knierokken en getooid met opgestoken kapsels, keuvelen in keurig Nederlands over koetjes en kalfjes: de prachtige trouwdag, gezellige verjaarspartijtjes, het veelomvattende huishouden. Ze leven voor echtgenoot en gezin; de enige die nog niet getrouwd is, smacht ernaar het te zijn.
Maar het glanzende laagje op de levens van deze dames vertoont barstjes. Dat begint met wat onschuldige frivoliteiten. De een wil graag eens wat voor zichzelf doen, de ander gaat ze voor in de opschudding veroorzakende rock & roll. Verder is de muziek in de Meisjes van weleer vooral soft: Shadows-achtige presurf, easy tune. Af en toe staren de jonge vrouwen oncomfortabel mensen in het publiek aan of ins blaue hinein; een van hen wankelt al in een vroeg stadium op haar benen, en dat blijkt niet per ongeluk. In hun geesten spelen zich heel andere dingen af dan ze vertellen – langzaam maar zeker zoeken de onzekerheden en de ontevredenheden van deze desperate housewives avant la lettre zich een weg naar buiten. Dat gebeurt tegen een decor van een kale, kastloze keuken met alleen wat stoelen, emmers en een sussend strijkijzer als accessoires en in een afwisseling van hyperrealistische, zeer geloofwaardige scènes en tamelijk abstracte, schijnbaar rustgevende, maar stiekem onrustbarende bewegingssequenties. Tot alle illusies tijdens een wilde dansexplosie als zeepbellen uiteen spatten.
Was ook toen al het gezin niet werkelijk de hoeksteen van de samenleving, was het slechts een keten om wat los zat bijeen te houden? Zaten er al tientallen jaren emancipatoire vrouwen in het keurslijf, klaar om uit te barsten? Spelen zich soortgelijke taferelen nu ook nog af, maar misschien behoofddoekt? Theatergroep Tweelicht stelt de vragen maar geeft gelukkig geen kant-en-klare antwoorden. Wel suggereert ze met slechts ‘mis’lukte echtgenotes/moeders in deze meeslepende, gevarieerde voorstelling dat toen niemand oprecht gelukkig was met haar gezin én dat alle vrouwen uit die tijd suffe tutjes waren die pas in uiterste nood voor zichzelf durfden op te komen; niet erg hoopvol. De romantische ziel ziet liever de conclusie: toen was geluk net zo ongewoon als nu, je moet het bevechten en het vooral koesteren als je het hebt. (Moon Saris)
Grond – Boukje Schweigman & Theun Mosk
gezien: 5 september 2007, Frascati
Slechts weinig substanties zijn zo betekenisrijk of tot de verbeelding sprekend als aarde, grond. Bron van leven maar ook dat waar je naar terugkeert als je sterft. Vruchtbaar, vertrouwenwekkend, basaal maar ook onberekenbaar, vies en soms zelfs griezelig. De voorstelling Grond heeft dit materiaal als uitgangspunt. Theatermakers Boukje Schweigman en Theun Mosk maakten Grond (samen met acteur Jaap Flier) drie jaar geleden als locatievoorstelling. Toen al voor liefhebbers van vernieuwend beeldend bewegingstheater een ‘must see’. Nu, ruim drie jaar later, bewerkten Mosk en Schweigman Grond tot een reisvoorstelling. De try-outs en première vinden plaats tijdens TF-2.
Een trage tocht door de – deels pikdonkere – krochten van theater Frascati leidt naar een schaars verlichte tribune. De ruimte lijkt eindeloos, zo donker is het. Alleen een groot, grijs en bultig vierkant van aarde met daarachter een soort oranjerode rots, een zwevende steen. Boven het veld met aarde hangt een katrol aan dikke touwen en op het veldje ligt iets ronds, door het zwakke licht onmogelijk te herkennen. Als na een (veel te lange) tijd eindelijk al het publiek zit, stijgt de lichtgevende rots op als een zon en wordt de aarde verlicht. Zacht klinken krakende geluiden. Dan, een stukje huid. Een hiel. Een voet. Een paar vingers. Langzaam, naar het licht toe groeiend, komen ze uit de aarde tevoorschijn. Waar eerst niets te zien was, kronkelen nu ledematen als jonge plantjes stukje bij beetje omhoog. Een grappig en adembenemend mooi schouwspel. Als het meisje zich ten slotte uit de aarde omhoog heeft geworsteld, begint ze als een spinnetje aan de katrol te trekken. Ze kromt haar tenen om de touwen en trekt met haar hele gewicht. Ineens krijgt het ronde ding vorm. Het is het hoofd van een oude man. Het meisje trekt de man aan zijn knieën uit de aarde omhoog. Wat volgt is een krachtig samenspel over verlangen naar vernieuwing en het trouw blijven aan je basis. Het meisje zit vol levensenergie en wil nieuwe ervaringen, de man wil haar behoeden voor de pijn die daaraan verbonden is. De man wil liefst stil op en in de aarde, de basis, liggen; het meisje ziet hierin het gevaar van vastroesten en trekt hem eruit. Ze ergeren zich misschien aan elkaar maar kunnen ook niet zonder elkaar. Het lijkt misschien wat eenduidig maar niets is minder waar. Bewegen met en in de zwarte aarde geeft een bijzondere kwaliteit aan de op zichzelf al fascinerende handelingen van de twee spelers. Het contrast tussen het energieke, stevige meisjeslijf en het wat stramme, pezige danserslichaam van de man geeft kippenvel. De perfect ondersteunende contrabasmuziek en de bijna onaards mooie (licht)vormgeving vormen de andere elementen tot een geheel en tillen ze naar een esthetisch hoger niveau. Schept de traditionele publieksopstelling misschien wat afstand, heel erg is dat niet. Want boven alles gaat Grond over het leven. Mooi, stil, integer, soms droef en uniek. (Sara van der Kooi)
Klik hier voor meer informatie
De Staat van het Theater – Ronald Plasterk (TF-3)
3 september, Stadsschouwburg Amsterdam
De verwachtingen waren hooggespannen. Heel gezaghebbend theaterland – de Amsterdamse incrowd althans – had zich maandagavond verzameld in de Stadsschouwburg. Want een toespraak over de toekomst van het Nederlandse theater, uitgesproken door minister van Cultuur Ronald Plasterk himself, daarin hoopte menigeen een houvast te vinden in deze onzekere theatertijden. De Staat van het Theater is de traditionele openingsspeech van het Theaterfestival, voorheen met de licht cynische titel ’the State of the Union’. Ieder jaar wordt een belangrijke figuur uit de theaterwereld gevraagd om (meestal) zijn visie (het is toch een mannenwereldje) te geven op de huidige staat van het theater in Nederland. In het verleden heeft zo’n toespraak wel eens wat stof doen opwaaien. Zo ook vorig jaar, toen Toneelgroep Amsterdam-directeur Ivo van Hove fel van leer trok tegen het volgens hem visieloze theater, de versnippering van talent over kleine, onbeduidende groepjes en pleitte voor de herinvoering van stadsgezelschappen, opererend vanuit een ‘eigen huis’. Waarmee hij enerzijds nogal wat mensen op de kast joeg, anderzijds het debat over de vernieuwing van het theaterbestel stevig aanzwengelde.
Nu, terwijl het stof van vorig jaar wat is gaan liggen, er her en der frisse tegengeluiden klinken en aan de horizon een nieuwe Cultuurnota gloort met daarin een nieuwe verdeling van gelden en een herstructurering van fondsen, hoopte menigeen dat Plasterk zijn licht in het duister zou laten schijnen en een paar verlossende, intelligente woorden zou spreken. Zijn reputatie als scherpzinnig denker en columnist wierp een lange schaduw vooruit. Maar het viel wat tegen. Natuurlijk, de minister zou wel gek zijn om juist nu zijn visie op het theaterbeleid prijs te geven, hij houdt tot de presentatie van het nieuwe kunstenplan zijn pijlen liever nog even op de boog. Hij stak dus maar een wat nietszeggend verhaal af. Riep theatermakers op om toch vooral zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun positie, zich af te vragen waar hun eigen kracht ligt. “Vraag niet wat het land voor een gezelschap kan doen, vraag wat het gezelschap voor het land kan doen”, zo klonk het retorisch. Juist in het huidige klimaat van maatschappijbetrokken theater een dooddoener. Daarna zei hij dat de nieuwe subsidieregeling, waarbij sommige gezelschappen door het ministerie van OC&W en een groot gedeelte door fondsen zal worden onderhouden, geen kwaliteitsoordeel impliceert. Het verlenen van subsidie door het ministerie aan een gezelschap betekent dat het naast een artistieke ook een politieke waarde heeft, aldus de minister. Het wil echter niet zeggen dat andere, door een fonds gesubsidieerde, makers minder belangrijk zijn, verzekerde hij. Een lovenswaardig uitgangspunt maar of het in de praktijk ook echt zal werken, valt nog te bezien. Status kan immers aan de vreemdste dingen worden ontleend. Ten slotte kwam het belang van onafhankelijke deskundigheid voor de subsidiebesluitvorming naar voren. Mensen die niets van theater weten zouden er ook geen oordeel over mogen vellen, dit in tegenstelling tot sommige leden van de vroegere Raad voor Cultuur. Dat is natuurlijk waar. Maar opzienbarend, nee. Bovendien was zijn oproep tot samenwerking en het delen van de verantwoordelijkheid voor vernieuwing van het theaterveld, hoewel oprecht, niet erg realistisch in dat kleine, volle wereldje waarin de grote ego’s heersen. (Sara van der Kooi)
Uptijd – Norfolk & Theater Artemis
gezien: 3 september, Gasthuis
Tropical Heat is de naam van het relaxcomplex dat voor ontspanning moet zorgen. Een niet-alcoholische cocktail, eucalyptusgeur en kabbelende muziek zijn hiervoor belangrijke elementen. Alleen dit ‘moeten’ zorgt bij de gasten en de medewerkers voor steeds meer spanning en hoe harder de vrouwen in het relaxcomplex proberen te relaxen, hoe minder goed dit lukt. De voorstelling Uptijd is ontstaan uit een samenwerking tussen Theater Artemis en het jonge theatercollectief Norfolk. Norfolk bestaat uit vijf actrices die in 2003 en 2004 afstudeerden aan de Toneelacademie Maastricht en theatervormgeefster Lidwien van Kempen. Voor hun tweede voorstelling Uptijd werden ze gecoacht door Floor Huygen, artistiek leider van Theater Artemis.
In een schitterend, levensecht decor met kluisjes, zwembad en sauna spelen de vijf actrices afwisselend de gasten en medewerkers van het relaxcomplex. Door het uitvergroten van realistische situaties geven ze de scènes een absurdistisch karakter. De medewerksters zijn grappig met hun overdreven gebaren, onnatuurlijke poses en een altijd aanwezige glimlach. Hannah van Lunteren is leuk als nieuwe, maar onzekere gastvrouw en ook Loes Haverkort als saunaverslaafde is prettig om naar te kijken. Echter op het moment dat je als toeschouwer de voorstelling te leuk gaat vinden, wordt er afschuw opgewekt door knakkende vingers, broekplassen of kokhalzen. Dit zorgt voor de juiste afstand om te kunnen blijven reflecteren. Jammer is alleen dat de voorstelling enigszins in dezelfde soort scènes blijft hangen en het hierdoor wat traag aan gaat voelen. Desondanks laten de meiden van Norfolk zien dat ze veel in hun mars hebben en dit maakt nieuwsgierig naar hun volgende project. (Suzanne Groenland)
Union Suspecte – We people
gezien: 31 augustus, de Brakke Grond
Op scène staan een compleet uitgebrande auto en een piano. Achter de piano zit een pianist in kostuum, die klassieke muziek speelt. Een man, verkleed als kabouter, komt op met een emmer en een handdoek. Hij draagt een witte onderbroek, een wit hemd en bretels. De kabouter trekt zijn schoenen uit en begint te bidden. Dit doet hij geknield en in een Arabisch klinkende taal. Het publiek lacht om de biddende kabouter. De lach wordt nog harder wanneer een tweede kabouter opkomt en precies dezelfde handeling verricht. Dan ontdoen de acteurs zich van hun baarden en mutsen. We zien dat de acteurs, Zouzou Ben Chikha en Mourade Zeguendi, van Marokkaanse afkomst zijn. Zij schieten in een leren jackje en een spijkerbroek. Nu ontstaat er een geheel ander beeld van beide mannen. Waren de biddende kabouters nog erg grappig, deze mannen geven ons een gevoel van onbehagen. Door het frame voor de toeschouwer te veranderen, wordt de toeschouwer zich ervan bewust hoe hij als westerling tegen de Marokkaanse man aankijkt.
De mannen, die één personage lijken te vertolken, vertellen verhalen over hun jeugd en het leven als allochtoon. Dat gaat soms op een zeer agressieve manier. Ze vloeken en schreeuwen, smijten met dingen. Veelal verwijzen ze daarbij naar actuele gebeurtenissen, zoals de rellen in de Parijse buitenwijken. Zijn deze mannen boos over wat hen hier in het westen overkomt? Hun vader had een fijne baan, maar werd ontslagen. Hij vond ander werk, als kabouter in een pretpark, maar werd door iedereen uitgelachen. Er was geen eer te behalen aan het leven dat hij leefde, dus beroofde hij zichzelf ervan.
Af en toe worden er existentiële vragen het publiek ingeworpen. Wat is geluk? Of eer? En waarom zijn westerlingen zo materialistisch? Deze mannen zijn op zoek naar hun eigen identiteit en worden hier in het westen overmand door een onbestemd gevoel. De vervreemding die zij lijken te voelen krijgt vorm in een scène waarin zij Arabisch zingen, terwijl de pianist met zijn pianospel de klassiek westerse cultuur vertegenwoordigt. De klanken botsen, harmonie wil niet ontstaan.
De mannen blaten als schapen, als reactie op de vele vragen die hun gesteld worden als jonge Marokkanen. Zij moeten een mening hebben over integratiekwesties, de toestand in Irak, de verrechtsing in de politiek. Als allochtoon kun je maar het beste acteur worden, zo vinden zij. Dan vindt iedereen je leuk. (Nina Slagter)
Nachtvizier – Judith Nab/Theatre Espace
gezien: 1 september, foyer Stadsschouwburg
Judith Nab maakt installaties en performances. Meestal zijn deze acteurloos, omdat het haar met name gaat om de relatie tussen toeschouwer en ruimte. Nachtvizier is zo’n installatie, waar maar één toeschouwer per keer in kan. Nachtvizier ziet eruit als een zwarte machine, waarop een klok is bevestigd die aftelt. De toeschouwer is namelijk precies zes minuten binnen. Eenmaal aan de beurt moet de toeschouwer eerst een telefoon opnemen. Een stem vertelt over het experiment dat gaat plaatsvinden. Dat gebeurt in een kleine, donkere ruimte, waar een stoel klaarstaat. Daar aangekomen raakt de toeschouwer gedesoriënteerd door middel van licht, geluid, projecties, spiegels, camera’s en trillingen. Er wordt een vraag opgeworpen: hoe nemen wij onszelf waar? Er gaat een zuigende en angstaanjagende werking van deze machine uit, waarin de toeschouwer helemaal op zichzelf wordt teruggeworpen. Na precies zes minuten zakt de pols en mag de toeschouwer weer naar buiten. (Nina Slagter)
Romeo of Julia – De Ketering
gezien: 1 september, Melkweg
Toneelgroep de Ketering waagt zich op het Fringe Festival aan Shakespeares Romeo en Julia. Niet het klassieke stuk zoals iedereen het kent, maar een geheel eigen interpretatie ervan. Vaders Capulet en Montague brengen in Romeo of Julia een reconstructie van wat er tussen Romeo en Julia is voorgevallen. Een pianist begeleidt hen met muziek van Prokofjev. Beide mannen vertellen hun eigen versie van het verhaal en beelden daarnaast een aantal bestaande scènes uit. De pianist helpt hen daar af en toe bij.
Cees van der Burght zet Montague neer als een verstandige, maar eerzuchtige man. Guillaume Thelissen vertolkt de rol van Capulet op een ietwat jolige, onhandige manier. Het samenspel verloopt wat stroef, maar de mimescènes op muziek zijn fraai. Zo wil vader Capulet zijn rivaal vergiftigen met een drankje. Hij druppelt wat gif in het glas van Montague. Deze laatste heeft dit echter door en de mannen verwisselen continu van glas. Dat gebeurt op een steeds originelere manier. Er ontstaat een welhaast elegante dans tussen beide spelers.
Naarmate de voorstelling vordert, komen de rivalen Montague en Capulet nader tot elkaar. Zij willen een schuldige aanwijzen om hun verlies te kunnen verwerken. Pater Laurence wordt het doelwit van beide mannen. Volgens hen is hij de katalysator van de dood van Romeo en Julia. Nu is dat op zich een conclusie die vaker voorkomt in de literatuur over het toneelstuk. Maar Montague drijft door en maakt een dodenlijstje van alle mogelijke schuldigen, om zo bij zichzelf en Capulet uit te komen. Dan besluiten de mannen dat een waardige begrafenis zal volstaan om de dood van hun kinderen goed te kunnen verwerken.
Er is een belangrijke rol weggelegd voor de pianist, Martijn Smits. Hij speelt lange stukken, waardoor de voorstelling het midden houdt tussen een concert en een theaterstuk. Bovendien is er film in de voorstelling verwerkt; het achterdoek bestaat uit een enorm wit scherm waarop zo nu en dan de twee geliefden te zien zijn. Een jongen en een meisje, gekleed in het wit, voeren een dans uit in de entourage van een oude loods. Dat levert de voorstelling een mooie vorm op. (Nina Slagter)
The Smile off Your Face – Ontroerend Goed
gezien: 3 september, de Brakke Grond
De voorstelling, of beter gezegd: de ervaring The Smile off Your Face valt eigenlijk niet te beschrijven. De bezoeker ondergaat de voorstelling alleen en grotendeels geblinddoekt en dat zorgt ervoor dat iedere toeschouwer iets anders ervaart. Voor de ingang van de Expozaal van de Brakke Grond word je in een rolstoel gezet, krijg je een blinddoek om en worden ten slotte je handen aan elkaar vastgebonden. Dan begint de reis langs de acteurs van theatergezelschap Ontroerend goed. Je hoort van alles: muziek, stemmen, het tikken van een klok. Je ruikt van alles: parfum, wierook, gestampte muisjes. Je voelt van alles: een gezicht, een pruik en de handen van een onbekende op je gezicht. Na deze tocht langs alle zintuigen word je achtereenvolgens op een bed gelegd voor een goed gesprek, als een misdadiger tegen de muur geduwd terwijl er een foto van je wordt genomen en heb je een gesprek over zoetigheid, wortels en zwarte mensen. Na al deze zintuigelijke indrukken, volgt een gesprek met een man over de ervaringen uit het afgelopen kwartier. Het is meest ontroerende en intense deel van de voorstelling. Dan word je weggereden en is de droom voorbij. Is het allemaal wel echt gebeurd of heeft het zich goeddeels in je hoofd afgespeeld?
Het Vlaamse gezelschap Ontroerend Goed ontving voor deze voorstelling een First Fringe Award en een Total Theatre Award op het Fringe Festival in Edinburgh. Het is zeer uitzonderlijk dat op dit festival met meer dan 2000 voorstellingen allebei deze prijzen naar een en dezelfde voorstelling gaan. Maar als het Fringe Festival Amsterdam ook prijzen zou uitreiken, dan kreeg The Smile off Your Face ze ook allemaal. (Sophie Janssen)
Isa – Theatergroep Nooduitgang
gezien: 3 september, Bitterzoet
“Er valt niks te vertellen”, luidt de laatste zin van de voorstelling Isa. En dat terwijl er juist zo veel verteld wordt. Er worden herinneringen opgehaald, om precies te zijn. Theatergroep Nooduitgang maakt ons getuige van een verhoor. Een rechercheur verhoort een vrouw en man over een zekere Isa. Isa gekleed in een rode jurk, zien we ook door de ruimte dwalen, maar wordt eigenlijk vermist. Gevraagd of ongevraagd vertellen de man en de vrouw verhalen over haar. Over hoe ze was en wat ze met haar hebben meegemaakt. Tijdens de ondervraging komen ze erachter dat ze beiden een relatie hadden met de vrouw. Als in een competitie roepen ze om het hardst hoe goed ze Isa kenden en wat Isa allemaal voor hen deed. Hoe meer ze vertellen, hoe verdachter de rechercheur ze vindt. Ondertussen leert het publiek Isa een beetje kennen als iemand die niet weer wat ze met zichzelf en de wereld aan moet. Die indruk wordt versterkt door hysterisch gezwaai met allerlei kledingstukken die aan een waslijn langs de tribune hangen.
De sfeer van de verhoorkamer wordt goed verbeeld met kil neonlicht en de zwarte vloer en wanden. Ook de duistere muziek draagt daaraan bij. Maar de acteurs wekken met hun verhalen nergens spanning of sympathie op. Het wordt niet duidelijk waarom Isa nou zou bijzonder is, waarom de man en de vrouw om haar vechten en waarom de rechercheur ze zo verdacht vindt. Het simpele gegeven van de vermissing is enkel aanleiding voor de verhalen en zorgt helaas niet voor een spanningsboog in de voorstelling. (Sophie Janssen)
Death Kit – Branoul
gezien: 2 september, de Engelenbak
Het genre literaire triller is de laatste jaren voornamelijk bekend van bestsellerauteurs als Simone van der Vlugt en Saskia Noort. Maar de voorstelling Death Kit, naar een roman van Susan Sontag, laat zien dat het genre ook uitermate geschikt is voor op het toneel. Julia van de Graaff en Ellik Bargai hebben beiden al veel ervaring als acteur en dat is te merken. Net als de derde acteur in de voorstelling, Christina Flick, zijn ze een genot om naar te kijken. Met z’n drieën spelen ze, alsof het ze geen greintje moeite kost, het verhaal over zakenman Diddy en de blinde Hester, die elkaar ontmoeten in een trein waarna Diddy een schijnbare misdaad begaat.
De voorstelling komt overtuigend over, net als een geslaagde literaire triller. De dialogen zijn scherp en zorgen ervoor dat het publiek op het puntje van zijn stoel zit, net als bij een pageturner razend benieuwd hoe het verhaal verder zal gaan. Voor Van de Graaff is dit de eerste voorstelling waarvoor ze de vertaling en bewerking voor haar rekening nam. Maar die onervarenheid is nergens aan af te zien, het plot zit perfect in elkaar.
Hoewel de eerste tien minuten van de voorstelling in stilte verstrijken, is het duidelijk dat de tekst het uitgangspunt van de voorstelling is. De scènes volgen elkaar in hoog tempo op en bestaan voor het grootste deel uit dialogen. De dictie van de acteurs voorkomt gelukkig dat de tekst een grote brei wordt. De verhaallijn en de overpeinzingen van de personages blijven heel goed te volgen. En dat terwijl de twee actrices heel regelmatig van personage wisselen. De conversaties vinden plaats in een eenvoudig decor dat bestaat uit een bed met wat lampen eromheen. Het ene moment is de plaats van een handeling een hotelkamer, dan weer een treinwagon of een ziekenhuiskamer. Met de kleinste aanpassingen weet je als toeschouwer meteen waar de scène zich afspeelt. Wat betreft de vormgeving is deze Fringe-voorstelling dus niet zo vernieuwend, maar aan spanning en ontroering geen gebrek! (Sophie Janssen)
Het Bollywoodmysterie – Gerry Arling & Mondriaan Kwartet
gezien: 1 september, NDSM-werf
Acht muzikanten in witte pakken in een witte ruimte. Vier strijkers, een toetsenist, een gitarist, een sitarspeler en een percussionist. Achter hen hangt over de volle breedte van de muur een projectiescherm. Ze zijn zo serieus, dat je onwillekeurig verwacht dat er een sessie moderne piep-knormuziek over je zal worden uitgestort. Gelukkig, niets blijkt minder waar. Wanneer de film start, beginnen ook de muzikanten met spelen. Eerst nog vrij zacht en afwachtend maar al snel meer en meer opzwepend klinken Indiase tonen bij de Indiase beelden. Gedurende ruim een uur wordt het publiek ondergedompeld in een bruisende, prikkelende mix van exotische beelden en geluiden.
Componist en beeldeditor Gerry Arling heeft in Het Bollywoodmysterie westerse (klassieke) melodieën tot meeslepende composities ‘verindiaast’. In combinatie met een geweldige collagefilm, bestaande uit ontelbare Bollywood-fragmenten, levert dit een erg humoristische en verrassend goed uitgebalanceerde performance op. Het mooie aan Bollywood-films is dat ze van iconische beelden aan elkaar hangen. Ieder shot bevat wel een verwijzing naar een of andere beroemde Hollywood-tegenhanger. Iedere acteur is op zijn manier een Indiase kopie van een James Bond of een Doris Day. Geen enkele scène staat op zichzelf, of het nou een achtervolging op een trein is of een romantische filmkus. Steeds heb je een gevoel van herkenning, originaliteit is totaal niet van belang. Maar Arling gaat, heel knap, een stap verder. Door grote hoeveelheden vergelijkbare scènes aan elkaar te plakken maakt hij een nieuwe film met een eigen dynamiek. Hiermee dringt hij niet alleen door tot de kern van Bollywood-films, hij maakt tegelijk een boeiende en hilarische clip bij zijn eigen heerlijke composities. Citaten uit de klassieke muziek (Ravel en Purcell komen voorbij) vermengt hij moeiteloos met oosterse klanken. De sublieme muzikanten van diverse pluimage brengen bovendien een sterk staaltje samenspel ten gehore. Zoals de Bollywood-film de Hollywood-klassiekers citeert, citeren de Indiase klanken hier de westerse klassiekers. En het werkt als een trein, stilzitten wordt bijna onmogelijk. Voor film- en muziekliefhebbers die wel van een geintje houden is Het Bollywoodmysterie een heerlijke ‘feel good’-ervaring. (Sara van der Kooi)
Loof – Het Monsterverbond
gezien: 1 september, NDSM-werf
Wie zich in deze cynische tijden aan een sprookje waagt, moet over een flinke dosis lef beschikken. Het Monsterverbond getuigt hiervan door tijdens TF-2 de voorstelling Loof te presenteren. Loof is een bewerking van Italo Calvino’s verhaal Il barone rampante over baron Cosimo, die na een belofte aan zijn jeugdliefde Viola zijn verdere leven in de bomen doorbrengt. Bewegend van tak tot tak maakt hij zich de bomenwereld eigen. Hij leert de mensen kennen en ontwikkelt zich tot een non-conformistisch politiek denker. Zijn ideeën zijn scherpzinnig maar omdat hij nooit een voet op de grond zet, wordt hij door niemand serieus genomen. Wanneer, na lange tijd, Viola terugkeert en Cosimo nog steeds in de bomen vindt, worden ze opnieuw verliefd op elkaar. Het is een grote, allesoverheersende liefde. Maar dit sprookje kent geen ‘nog lang en gelukkig’-einde. Voor Viola is echte liefde volledige overgave aan de ander en ze eist daarom van haar minnaar dat hij de bomen verlaat. Aan die eis kan Cosimo niet voldoen; hij kan niet leven met een liefde waarin hij niet zichzelf kan zijn. En dus verliezen de geliefden elkaar. Cosimo verliest ook zijn verstand en sterft, overigens zonder ooit een voet aan op grond te hebben gezet.
Dit rake en ontroerende verhaal, bewerkt door Andreas Vonder, heeft regisseur Luca Andrea Stappers op een eenvoudige en doeltreffende manier geënsceneerd. In een van de grote NDSM-loodsen vormen een tafel en drie verrijdbare bomen het decor. Stevig genoeg om in te klimmen en aan te hangen, flexibel genoeg om elke beweging spannend te houden. Hoewel het enthousiaste spel van het ensemble hier en daar wel wat gekunsteld aandoet – vooral het gevolg van de verhalende teksten en de soms wat al te naïeve spreektoon – wordt dit ruimschoots gecompenseerd door de prachtige beelden die met de grote takken worden gecreëerd. Niet alleen wordt er in de takken gelopen en geklommen, er wordt ook gedanst, verleid en gespeeld. Hoogtepunt is de stormachtige liefdesscène waarin Viola en Cosimo ruzie maken om elkaar uiteindelijk, ondanks hun liefde, toch kwijtraken. De takken zwiepen over het speelvlak en zo wordt de liefdeswanhoop mooi invoelbaar gemaakt. Onmogelijk om je door deze beeldcomposities, de livemuziek, het integere verhaal en het zichtbare spelplezier niet te laten meeslepen. Loof verdient het gezien te worden. (Sara van der Kooi)
De Huilende Kers-Ian Bok en Maarten Heijmans
gezien: 31 augustus, Compagnietheater
Tijdens de vijfde dynastie van Fuong Kee maakte een artistiek boevengilde Japan onveilig met een dodelijke combinatie van krijgskunst, circustheater en overvallen. Ian Bok en Maarten Heijmans kruipen in de huid van deze zogeheten tsukurimasta’s en brengen de oeroude legende van de Huilende Kers tot leven. Met deze Eigen Werk-productie studeerden zij af aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunst Academie, en wonnen ze de Its Award, de publieksprijs van het Internationaal Theaterschool Festival. Achter op het toneel galmen de sonore stemmen van twee samoerai. In diepe concentratie betreden zij neuriënd het podium. Wanneer zij elkaar treffen voor hun eerste zwaardgevecht is de inzet meteen hoog: een gehalveerde banaan die met smaak wordt verorberd. Wat het publiek hier krijgt voorgeschoteld is een absurdistische martial arts-film in de Japanse traditie, inclusief special effects en een commercial break voor sushi.
Het dramatische verhaal van strijder Anaki en de ‘white samurai’ wordt met zoveel overtuiging gebracht dat het publiek moeiteloos wordt meegevoerd in deze in vloeiend nep-Japans gebrachte kitsch. De afwisselende mimiek van de acteurs en hun uitgekiende timing werken goed in de gekke scènes die elkaar in hoog tempo opvolgen. Een flirterige concubine die, beledigd door haar minnaar, hem alle hoeken van de Kung Fu-kamer laat zien of twee strijders die postuum hun eigen dramatische dood bezingen in een musicallied; deze productie hangt van slapstick en maffe wendingen aan elkaar.
De Huilende Kers kan geplaatst worden binnen het visuele cabaret; de nadruk ligt op een fysieke spelvorm met veel aandacht voor mimiek. Samen met het succes van theatergroep The Ashton Brothers of cabaretduo Schudden lijkt er in Nederland een nieuwe theatertraditie te ontstaan. En die smaakt naar meer. (Lotje Dercksen)
Bonanza – Berlin (TF-4)
gezien: 1 september, de Brakke Grond
Naast TF-1, de selectie van succesvolle voorstellingen van het afgelopen seizoen en TF-2, de Fringe, is er ook nog een TF-3 en een TF-4. TF-3 is het randprogramma, gevuld met workshops en debatten. TF-4 presenteert in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond een vijftal van de voor het Vlaamse zuster-theaterfestival geselecteerde voorstellingen. Bonanza van de Antwerpse groep Berlin is er een van. Verwacht geen theaterbewerking van de bekende Amerikaanse westernsoap. Bonanza is een documentaire film in theatrale setting over het gelijknamige piepkleine stadje in Colorado, USA. Met de nodige soapelementen, dat dan weer wel. Het voormalige mijnstadje, gelegen in de prachtige bergen van Saguache County, bestaat uit zeven permanente inwoners, wonend in vijf huizen. Zij vormen de harde kern. Verder is er nog een handvol ‘buitenmensen’, die in de zomer in hun ‘cabin’ komen genieten van rust en ruimte. Zij komen in de film vrijwel niet aan bod, hoewel hun wel een behoorlijke macht wordt toegedicht. Maar Bonanza draait in eerste instantie om de dagelijkse verwikkelingen van de permanente inwoners, hoe ze bezig zijn met hun eigen leven en natuurlijk dat van hun buren. “Don’t believe anything you hear and only half of what you see.” Met dit credo van inwoner Mark wordt vanaf het eerste moment de blik van de toeschouwer gestuurd. Het blijkt al snel geen overbodige waarschuwing te zijn. Deze bijzondere mensen met hun vreemde ideeën en buitenissige bezigheden zijn bijna zonder uitzondering erg goed in één ding: een mening hebben over hun buren zonder ze daadwerkelijk te kennen. Het levert een bizar maar o-zo-menselijk relaas op van kleine geesten in een wijds landschap, vol intriges en zwartmakerij. Berlin presenteert zijn film in een prachtig theatrale vorm. Op vijf schermen wordt door middel van scherpe editing het verhaal afwisselend vanuit een of meerdere standpunten getoond. Soms tonen alle schermen hetzelfde beeld, maar vaker zien we de vijf huizen en hun inwoners apart van elkaar. Boven de schermen is een maquette van het stadje geplaatst. Op een heuvelachtige ondergrond van zink staan de tot in detail nagebouwde huizen aan weerszijden van de hoofdwegen. Een paar bomen en een rijtje postbussen maken het pittoreske geheel af. Met eenvoudige maar doeltreffende belichting wordt vervolgens sfeer aan het beeld toegevoegd. De huizen en geïnterviewden worden aan elkaar verbonden en de onderlinge relaties krijgen vorm, subtiel en helder tegelijk. Berlin geeft met Bonanza een prachtige schets van kleinmenselijke en kleinstedelijke besognes; universeel, herkenbaar, schrijnend en hilarisch. (Sara van der Kooi)
Klik hier voor meer informatie.
Le Nu Perdu – Le Nu Perdu
gezien: 1 september, Frascati
Een onderzoek naar de zachtheid van theater. Dat lijkt het uitgangspunt te zijn geweest voor de makers van Le Nu Perde. In een half uur krijgen maximaal zes toeschouwers een performance aangeboden waarin alles zacht is. Met een zachte blinddoek voor je ogen neem je plaats op een fluwelen kussen terwijl in de warme ruimte lieflijke muziek klinkt. Als de blinddoek eenmaal af mag, bewegen in de schaarse belichting drie performers introvert en teder met elkaar, zichzelf en de toeschouwer. Zelfs de stortbui op het dak doet denken aan een milde zomerbui. Kortom, alles heeft een prettig zachte, intieme gevoelskwaliteit. In deze sfeer wil Le Nu Perdu, zoals ze zelf zeggen, ‘grote zaken’ aan de orde stellen. In de flyer benoemen ze de grote intermenselijke thema’s die ze willen aansnijden. Maar soms werken flyerteksten een beetje averechts. Dan wordt een voorstelling er te veel mee ingekaderd en worden te hoge verwachtingen geschapen. Een dergelijk gevaar ligt hier op de loer. Le nu perdu is namelijk bij uitstek een ervaringsvoorstelling die je gewoonweg moet ondergaan. Natuurlijk zijn alle genoemde conceptuele elementen aanwezig, maar de rationele vaststelling hiervan doet al snel afbreuk aan de ervaring. Niet de flyer lezen dus. Dan blijft Le nu perdu (op een paar kleine schoonheidsfoutjes na die je graag voor lief neemt) een prettig intieme, niet-pretentieuze performance over menselijk contact, met een fijne soundscape en met mooie beelden. Le nu perdu schakelt het denken uit en prikkelt de zintuigen. (Sara van der Kooi)
Klik hier voor meer informatie.
Play the beat – De Mannen
gezien: 31 augustus, Perdu
“Alles is heilig! De neus is heilig! De ziel is heilig! Ieder mens is een engel!” Het cynisme druipt van de computerschermen waarachter De Mannen staan en hun teksten spuien. Na elke voorgedragen zin gaat de pagina door de papierversnipperaar. Drie acteurs en een regisseur, aan elkaar verbonden als De Mannen, maakten de voorstelling Play the beat. Onderwerp is de beatgeneratie, een in de jaren vijftig invloedrijke, controversiële Amerikaanse literaire stroming die zich kenmerkte door jazz, seks, geweld en drugs. De bekendste vertegenwoordigers, Kerouac, Burroughs en Ginsberg, vormden de basis voor deze voorstelling, die als een drieluik is opgezet. De rauwe, vaak hardvochtige teksten denderen over de speelvloer. Bloed, zaad, verslaving, hallucinaties, beschrijvingen van de alledaagse stadse waanzin, het wordt in een stortvloed over het publiek uitgespuwd. Doorsneden met prikkelende jazz brengen de mannen de beatpoëzie zowel in het Nederlands als het Engels. De strijd tegen het establishment en het kapitalisme, het verlangen naar verslaving, naar een vol en meeslepend leven, alles komt voorbij. Maar het meeste komt niet aan. De oorzaak hiervan is niet eenduidig. Aan de ene kant is er de overvloed. De woordenstroom heeft een versnipperd karakter en lijkt eindeloos, zodoende aan kracht verliezend. Aan de andere kant kun je je afvragen of deze teksten wel zo geschikt zijn voor het theater. Jazeker, de beatpoëzie kende performanceachtige trekken. Maar slam poetry is geen theater, evenmin als een voorgedragen stuk proza dat is. Bovendien dringt zich constant het gevoel op dat deze teksten eigenlijk te heftig zijn voor deze zachtaardige, oer-Hollandse mannen. Ze zijn ‘zichzelf’ op het podium, hebben stuk voor stuk een prettige aanwezigheid maar weten (daardoor?) het beatgevaar niet tastbaar te maken. Heel af en toe, spelend met cynisme of een gek personage, word je even verrast en krijgen de woorden betekenis. Zo is de scène van de dokter die met een roestig sardineblikje een blindedarmoperatie uitvoert een verademing. En beklijft een op romantische toon vertelde verkrachtingscène. Maar meestal blijven ze op de achtergrond, letterlijk en figuurlijk. Jammer. Want passie voor taal en theater kan De Mannen niet ontzegd worden. (Sara van der Kooi)
Lichaamswerk – Bernhard Christiansen
gezien: 31 augustus, Ostadetheater
foto: Diana Wildschut |
“Vrijheid is ergens je arm op kunnen leggen zonder dat je voet er af wordt geschoten.” Het is helemaal niet zo vanzelfsprekend dat je, als je arm moe is, hem zomaar ergens op kunt leggen. Of het wel mogelijk is om een voet er helemaal netjes van een been af te schieten is dan een volgende kwestie. Bernhard Christiansen, schrijver, performer en theatermaker, gaat in zijn voorstelling Lichaamswerk in op lijfelijke ervaringen en betekenissen. “Lichaamswerk”. De titel van Bernhard Christiansens voorstelling roept associaties op met zweverige zelfonderzoek cursussen. Die associaties lijken even waarheid te worden tijdens een plechtige introductie met wierook en een zweverig-meditatieve fantasie. Maar dan neemt de scène (gelukkig) al snel een onverwachte wending en wordt de toeschouwer op het verkeerde been gezet. Een verwarrende mengeling van poëtische voordrachten, liedjes en sketches volgt. Geen cabaret, geen poëzie, geen theater maar een mengelmoes met af en toe verrassend mooie momenten. In de vorm van een theatrale lezing, met subtitels als ‘ichaamsverschijnselen’, ‘lichaam en leiderschap’ of ‘de toekomst van het lichaam’, probeert Christiansen, laverend tussen absurdisme en hyperrealisme, het menselijke lichaam van allerlei kanten te belichten. Hij heeft hiervoor aantal sterke vormen gevonden. Prettig confronterend is het meezinglied over de warme en zachte baarmoeder waarbuiten alles stuk gaat. Aandoenlijk het gedicht waarin hij een mooi meisje op Oost-Europese wijze verwent met Bulgaarse yoghurt en Slowaakse danspasjes. Ontregelend is het om als toeschouwer als ‘schrijnend geval’ te worden bestempeld. Op die momenten grijpen Christiansens onconventionele en in zekere zin tijdloze taalconstructies je naar de strot. Zijn naturelle podiumaanwezigheid en ietwat schutterige presentatie werken dan in zijn voordeel. Bovendien heeft hij een tweetal scherpe muzikanten die hem hier prima ondersteuning in bieden. Maar dan, plotsklaps, is het een beetje te veel van het goede. De bedeesdheid gaat tegen hem werken en het absurdisme van de teksten verliest aan scherpte. Zijn gereserveerde houding, eerst nog innemend, verzandt in een wat zangerige, zeurderige verteltoon. In plaats van op de toeschouwer te vertrouwen, wil Christiansen naarmate de voorstelling vordert (onbedoeld) steeds meer benadrukken dat er achter iedere scène een diepere laag ligt. En dat gaat op den duur een beetje jeuken. Toegegeven, het valt niet mee om met slechts acht man in de zaal een voorstelling te spelen waarbij je het publiek zo direct aanspreekt. Christiansen slaat zich er dapper door heen. Maar met iets meer dynamiek in zijn podiumaanwezigheid en wat meer stilistische scherpte in zijn teksten zou hij echt ruim een uur boeiend poëtisch cabaretesk theater kunnen maken. Het is te hopen dat hij hierin verder zoekt. Dan kan Bernhard Christiansen met zijn lichtvoetige en ontregelende woordkunst een echte verrijking vormen voor het Nederlandse theaterlandschap. (Sara van der Kooi)
Klik hier voor meer informatie.
Na jizz upon that sofa – De Maan
gezien: 31 augustus, Compagnietheater (kleine zaal)
Vlak voor aanvang van de voorstelling Na jizz upon that sofa werd duidelijk dat er maar zes toeschouwers waren. Omdat met zo weinig publiek de kleine zaal van het Compagnietheater toch wel weer erg groot is, werd het publiek verzocht om plaats te nemen aan de lange tafel op het speelvlak. Deze nieuwe publieksopstelling was duidelijk niet gerepeteerd en dat zorgde voor een grote worsteling van armen en benen op de tafel. Terwijl het publiek zijn best moest doen om niet in lachen uit te barsten, bleven de acteurs, twee mannen en twee vrouwen, verrassend serieus. En dat terwijl de situatie behoorlijk lachwekkend was. Doordat de afstand zo klein was geworden, kon je als toeschouwer nauwelijks de performance rustig over je heen laten komen. De meeste aandacht ging uit naar het ontwijken van handen en voeten. De onsamenhangende teksten waren daardoor heel slecht te volgen. In de aankondiging vermeldt het kunstenaarsinitiatief De Maan dat de voorstelling over Andy Warhol gaat. Maar afgezien van de witte pruiken en pakken van de acteurs zijn de verwijzingen waarschijnlijk alleen te begrijpen door de kenners. Een mini-monoloog waarin Andy de nadelen van allerlei kunststromingen opnoemt in tegenstelling tot zijn Popart is een van de schaarse momenten die inhoudelijk interessant zijn. Het overgrote deel van de krappe dertig minuten bestaat uit losse handelingen zoals het in brand steken van een kat van suikerblokjes en het rollen door aardbeien. Toen de kilo’s geplette aardbeien ten slotte ook de kleren van de toeschouwers besmeurden, was het gelukkig tijd om de zaal te verlaten. (Sophie Janssen)