Het mysterie van de uitgemoorde giraffes
Verhalen met een bizar of zelfs compleet krankzinnig uitgangspunt hebben me altijd al een beetje vrees ingeboezemd: vaak zijn de auteurs in kwestie zodanig verrukt over hun vondst, dat ze vergeten er een meeslepend boek over te schrijven – zie bijvoorbeeld recentelijk Het kan altijd erger van Joey Goebel, of Bill Broady’s Onsterfelijkheid duurt maar even. Vaak zijn het beginnende schrijvers die gans de roman door wijzen op hun heerlijke plotjuweeltje. Maar opwindende literatuur levert het zelden op. De roman Giraffe van J.M. Ledgard bewijst echter dat dergelijke verhalen wel meeslepend kunnen zijn. Het kan verkeren, en het bewijst dat men niet te hardnekkig aan vooroordelen vast moet kleven.
In Giraffe wordt het (waargebeurde) verhaal verteld van een kolonie giraffes die in 1975 in de zoo van een Tsjecho-Slowaakse stad volledig wordt uitgeroeid. Dit uitgangspunt, waarin ook nog eens communisme, verschillende verhaalstemmen en een point-of-view van de giraffen zelf worden gegooid, heeft een meeslepende roman opgeleverd; want de schrijver is evenzeer bekommerd om het bizarre gegeven als om het uitwerken ervan in een spannend en meeslepend relaas.
In Afrika leefde ooit een gelukkige kolonie giraffen. Maar in de loop der tijd werden de beestjes stuk voor stuk gevangen en naar de dierentuin van een Tsjecho-Slowaaks stadje in de schaduw van Praag gebracht. Emil was daarbij hun begeleider. En blijkbaar hield de directie van de zoo bijzonder veel van deze langnekken, want medio jaren zeventig bevond er zich ’s werelds grootste populatie in gevangenschap levende giraffen. Tot zover de rooskleurige kant van het verhaal.
Tachtig dierentuinen
Want toen gebeurde het. Overheidsmensen, gekleed in nucleaire pakken, sloten in de nacht van 30 april op 1 mei 1975 de zoo hermetisch af, om vervolgens de volledige giraffepopulatie uit te roeien. Reden? Niemand zou het ooit te weten komen. Verklaringen van de overheid bleven uit, en in de kranten besloeg het nieuws hooguit een regel of drie – maar sowieso kwam nieuws slechts mondjesmaat voorbij het IJzeren Gordijn.
Debuterend auteur J.M. Ledgard, Schots van origine, stootte op het verhaal toen hij als correspondent voor The Economist in de buurt van de bewuste zoo verbleef. De eersteklas dierenvriend en fervent dierentuinbezoeker – naar eigen zeggen heeft hij er wereldwijd een tachtigtal op zijn conto – besefte meteen dat hij hierover een verhaal moest vertellen. Niet in journalistieke vorm, maar als een volwaardige roman, die de no-nonsense titel Giraffe mee kreeg. Is het een bijzonder boek? Welzeker, maar daar draagt het onderwerp en het feit dat het daarenboven echt gebeurd is, al voor de helft aan bij. Is het dan ook een goed boek? Wel, voor een beginnend romanschrijver zeker. Je ziet hem weliswaar zichtbaar naar zijn stijl en stem zoeken – lange zinnen in voortdurend gevecht met afgebeten woordgroepjes – maar dat gevecht doet het verhaal gelukkig niet struikelen.
De fatale dag
Heeft het dan ‘echte’ gebreken? Minstens één, te weten het voortdurend veranderen van vertelperspectief dat niet tot empathie uitnodigt. In een poging om origineel voor de dag te komen laat Ledgard niet alleen Emil het verhaal vertellen, maar ook af en toe een giraffe zelf. Akkoord, het is nooit eerder gedaan en de geboorte van een girafje vertellen vanuit het standpunt van de boreling zelf is behoorlijk sensationeel, maar dat is veeleer een fijne vondst dan een nuttig vertelinstrument, en dat kan niet de opzet zijn geweest.
Niettemin, de belangrijkste conclusie is dat, hoewel het ganse verhaal in wezen op de flap wordt verteld, de schrijver er feilloos in slaagt de lezer geboeid te houden dankzij een uitgekiende (chronologische) spanningsboog naar de fatale dag toe, een boog die hij opkleurt met de couleur locale van het communistische bestaan van toen. Het klinkt allemaal wat bizar, maar zonder overdrijven kunnen we stellen dat Giraffe een unieke leeservaring is. Zonder daarom per se een aanrader te zijn. ’t Kan verkeren.