Boeken / Fictie

Een onmogelijke vriendschap

recensie: John Steinbeck - Muizen en mensen

Muizen en mensen betekende voor John Steinbeck een wereldwijde doorbraak. Wat John Steinbeck in 1937 in 134 pagina’s wist te vatten is een zeldzaam en ijzersterk verhaal over de grenzen van vriendschap en loyaliteit.

De vrienden George Milton en Lennie Small leiden als arbeidsmigranten ten tijde van de Grote Depressie een onzeker bestaan. Ze trekken van de ene ranch naar de andere, waar ze voor een schamele vijftig dollar per maand hooibalen sjouwen. Maar waar de andere migranten hun zuurverdiende centen uitgeven aan drank en vrouwen, houden George en Lennie vast aan hun droom ooit een eigen huisje te hebben, compleet met een moestuin, kippen en konijnen. Het maakt Lennie dolgelukkig te weten dat hij op een dag voor deze konijnen mag zorgen.

Bijzondere band

Muizen en mensen was oorspronkelijk als toneelstuk bedoeld, een gegeven dat in de hele novelle resoneert. Het grootste deel van het verhaal speelt zich op één boerderij af, waardoor het goed werkt in een theatersetting. Centraal staat de vriendschap tussen George en Lennie, die zowel erg hecht als zeer ongebruikelijk is. Lennie is mentaal zwak en George heeft zijn tante ooit beloofd zorg voor hem te dragen. Deze taak neemt hij uiterst serieus en hij wringt zich in allerlei bochten om te zorgen dat zowel Lennie als hijzelf niet in de problemen komt.

Dit houdt in dat George zo veel mogelijk het woord doet en Lennie zijn best doet het niet te verprutsen. Want hoewel Lennie beresterk is en dus hard kan werken, gedraagt hij zich vaak als een olifant in een porseleinkast. George probeert hem koest te houden door samen met Lennie te fantaseren over het huisje dat ze willen kopen. Maar ook de minst oplettende lezer kan op zijn vingers natellen dat dit huis er nooit zal komen.

Zuiderlijke tongval

Of mice and men werd al meerdere malen in het Nederlands vertaald. Peter Bergsma toont zich in topvorm met deze vertaling, waarin hij voor de lastige taak stond de zuidelijke tongval van de personages te vatten. Zo wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van dubbele ontkenningen of worden letters ingeslikt, zoals wanneer Lennie George belooft: ‘I ain’t gonna say nothin’.’

Bergsma is niet zozeer geïnteresseerd in het zo nauwkeurig mogelijk vertalen van het gezegde. Veeleer vat hij de toon, die hij vangt in een soort Amsterdamse straattaal. Het is een ogenschijnlijk vreemde keuze, om een provinciaal- met een stedelijk dialect te vertalen, maar het stoort in het geheel niet. Het stelt Bergsma in staat de sfeer te vatten zonder vreemde bokkensprongen te moeten maken om een woordelijke vertaling te creëren.