In een orkestbak is het altijd koud. Waarom het daar zo koud is vertelt Joyce Roodnat niet, maar haar debuutroman ’t Is zo weer nacht vertelt wel over een heleboel andere dingen. Over Kees die steeds maar weer een geliefde tegen het lijf loopt, maar zelf eigenlijk maar één grote liefde heeft: muziek.
Kees is fluitist in het orkest van een Rotterdamse bioscoop en heeft het daar prima naar z’n zin. ’s Avonds een partijtje blazen onder de beelden van een halfblote Josephine Baker, daarna de kroeg in en dansen maar. Kees’ leven draait om muziek, en wanneer hij een wat verlopen Portugese ballerina oppikt, heeft hij niet in de gaten dat het leven voor sommige mensen meer is dan notenbalken.
Hummel in een groentekistje
In een vanzelfsprekend decor van de rap aftakelende triomfen van de stomme film, de grandioze theaters van Tuchinski en de wonderlijke oceaanvlucht van Charles Lindbergh, krijgt Kees een kind, en hij weet niet wat hij ermee aanmoet. De Portugese moeder, die hem mak kreeg met haar zoele woorden, heeft plotseling alle aantrekkingskracht verloren nu er zo’n hummel in een groentekistje ligt. ‘Sjenny’, want alleen zo kan Kees haar naam uitspreken, gaat terug naar Lissabon en neemt haar kind mee. Het kan Kees allemaal weinig schelen, tot hij op een dag plotseling in de Rua dos Bacalhoeiros staat en zijn zoontje komt ophalen.
Tierelier
Van de spanning moet ’t Is zo weer nacht het niet hebben. Verrassende elementen zitten er nauwelijks in, maar het boek leest als een tierelier. De gedetailleerde beschrijvingen zijn een lust voor het innerlijk oog en de taal, zoel als de Portugese klinkerreeksen van ‘Sjenny’, fonkelt en spat van de bladzijden.Roodnat heeft heel veel aandacht besteed aan het oproepen van de juiste sferen. Naslagwerken over schoenen, biografieën over ballet en reisgidsen heeft ze gebruikt om alles zo correct mogelijk af te beelden. Wellicht dat daardoor het verhaal wat minder vaart heeft dan het zou kunnen hebben. De tocht van Kees met zijn kind lijkt nu eerder op een stedentripje dan op een vlucht naar huis.
Fluitconcert
Het zou gemakkelijk een vertederend en zoet verhaal kunnen worden: een stugge man die zijn zoontje langzaam leert kennen. Gelukkig vermijdt Roodnat dat betreden pad. Haar Kees is een man die als de muziek is die hij speelt: hij kan iedereen betoveren en om zijn pink winden, maar hij kan niets geven. Zijn uitvoering van Mozarts Fluitconcert in D neemt iedereen voor hem in, maar wanneer hij zoiets als liefde terug moet geven, blijkt hij even vluchtig als de muziek. Dat hij zijn zoontje bij zich houdt door hem met een touw aan zijn fluitkoffer te binden, zegt genoeg.
Bij het lezen ontsnapt Kees je telkens weer. Je denkt dat je hem gevangen hebt, dat je nu dan eindelijk een vleugje medemenselijkheid in hem hebt ontdekt, maar dan laat hij je plotseling weer los. Roodnat weet een hoofdpersoon te creëren die zich niet alleen niet aan zijn medemensen laat binden, maar zich ook niet door de lezer laat vangen. Lezen dit boek. Met het Fluitconcert in D van Mozart op de achtergrond.