IFFR 2006: Refns revanche
Nicolas Winding Refn revancheert zich op magistrale wijze met twee verlate opvolgers van zijn debuutfilm Pusher: Tegen alle verwachtingen in zijn beide films beter dan het origineel.
Scène uit Pusher |
Als uit het niets verscheen een 26-jarige Nicolas Winding Refn in 1996. Zijn grimmige, harde en uit losse pols geschoten misdaadfilm Pusher was als een adrenalinestoot voor de Deense cinema: zo’n opwindende film van eigen bodem hadden de Denen nog nooit meegemaakt. Pusher werd in Denemarken een groot succes en betekende het begin van de Deense ‘new wave’. De film oogstte internationale lof, en na een iets minder succesvolle maar alom gewaardeerde opvolger (Bleeder) leek Refns carrière van een leien dakje te gaan. Hij achtte de tijd rijp voor de oversteek naar Amerika. Maar zijn Amerikaanse film (FEAR X) kwam moeizaam tot stand en de opnames verliepen chaotisch. De talloze tegenslagen waren zo erg dat er in Denemarken een boek over geschreven is. Dat FEAR X überhaupt gemaakt werd is opmerkelijk, maar dat Refn zijn visie van een experimentele, grotendeels ontoegankelijke variant op een genrefilm mocht bewaren is een klein wonder.
Schuld
Zijn doorzettingsvermogen maakte van FEAR X een intrigerend pareltje, maar de film betekende Refns ondergang. Er wordt wel aangenomen dat hij bankroet ging omdat FEAR X flopte, maar dat is de halve waarheid; de film kostte weinig en werd, vooral op filmfestivals, redelijk goed ontvangen. Het probleem zat in een niet waterdichte financieringsconstructie: het kwaad was geschied toen een van de verschillende investeerders zich plotseling terugtrok en bankoverschrijvingen zo lang op zich lieten wachten dat de inmiddels gedaalde wisselkoersen een enorm verlies betekenden. Er ontstond een miljoenenschuld, waarvan de schade op Refn en zijn productiepartner Henrik Danstrup werd verhaald. Het duo dat zo hard gevochten had voor Refns films zat opeens met een persoonlijke schuld van 1,3 miljoen euro en een vernietigde reputatie in de Deense filmwereld.
Scène uit Pusher 2 |
Refn, die ten tijde van de malaise nog promotie voor FEAR X aan het verzorgen was, kwam met een banaal, maar briljant plan voor een reddingsactie: het herhalen van zijn eerste succes. En dan gelijk tweemaal: Pusher deel 2 en 3 werden achter elkaar opgenomen. Het tweede deel concentreert zich op Tonny – de onvolwassen en drieste kluns die een bijrol speelde in het origineel – en zijn hunkering naar erkenning door zijn brute vader, een grote crimineel. Deel drie toont een etmaal uit het leven van Milo – de Servische drugsbaas uit het origineel, die van zijn verslaving probeert af te komen, de trouwerij van zijn dochter moet regelen en ook nog eens drugshandeltjes in goede banen moet leiden.
Geen concessies
De twee opvolgers zijn op verschillende manieren intrigerend. Ten eerste omdat een puur commercieel project een artistieke triomf werd: de Pusher-films zijn allesbehalve gemakkelijke herhalingsoefeningen. Hoewel de hoofdrol van deel twee vertolkt werd door de allergrootste filmster van Denemarken (Mads Mikkelsen, die zijn eerste filmrol in het origineel speelde), deed Refn namelijk geen enkele concessies aan publieksverwachtingen. Pusher 2 is een akelige en deprimerende tragedie, maar trok een enorm publiek – wellicht dankzij Mikkelsen – en kreeg lovende recensies. Pusher 3 is een nog duisterder en beklemmender drama, waarin bovendien nauwelijks een woord Deens gesproken wordt. Misschien daarom trok hij minder publiek; bovendien werd de afsluiter slecht ontvangen door de Deense pers, die zich stoorde aan vermeend sensationeel geweld.
Scène uit Pusher 3 |
Ten tweede biedt de gelijke vorm en inhoud van de drie films een fascinerende blik op Refns groei als filmkunstenaar. Die is overduidelijk: het origineel was sterk maar niet altijd evenwichtig, amateuristisch gemaakt (en Bleeder was een te ambitieus project); Refns nieuwste films zijn stijlvol, stijlvast en als geheel veel overtuigender. De Tarantino-achtige dialogen, de actiescènes en de soms nihilistische wreedheid die je in Refns eerste twee films aantreft zijn verdwenen (FEAR X is een unicum en leent zich niet voor vergelijking). Refn heeft een strakkere focus: tijd en ruimte zijn gecomprimeerd, scènes zijn functioneler, acties nog veelzeggender en personages sterker. Het meest opvallend is zijn visuele talent: de rauwe documentairestijl met handcamera van het origineel heeft plaatsgemaakt voor een krachtige, expressionistische vormgeving. In het inferno dat doorgaat voor Kopenhagen is het daglicht grauw en de nacht aardedonker. De meeste van Refns boeven en boefjes voelen zich ongemakkelijk in het daglicht en vertoeven het liefst in het schemerdonker of kunstmatig licht. Soms voert een hels rood de boventoon en is de dreiging van geweld en rampspoed bijna ondraaglijk.
Zelfkant
Elke film heeft zijn mankementen (het Trainspotting-achtige einde van deel 2 is teleurstellend zwak; Milo’s handelingen in deel 3 zijn niet altijd geloofwaardig), maar de drie Pusher-films geven ieder een ijzersterk, meeslepend portret van drie gedoemde mannen, van de zelfkant van steeds een ander stadsdeel van Kopenhagen, vol misdaad, geweld, drugsmisbruik en huiselijke misère. Refn revancheert zich op magnifieke wijze door ondanks (of misschien dankzij?) commerciële drijfveren zijn twee sterkste films af te leveren. Pusher 2 en 3 zijn in alle opzichten integere, hoogst persoonlijke en zeer overtuigende films. Refns carrière lijkt gered – voorlopig althans, want niets weerhoudt hem ervan opnieuw alles op het spel te zetten. Zijn volgende plannen zijn een New York-politiethriller, en een grootschalige vikingfilm.