De last van de tweede generatie
In de Tweede Wereldoorlog werd voor het eerst geprobeerd op grote schaal een geheel volk uit te moorden. Goed, misschien werd het eerder geprobeerd (en probeert men het nog steeds), maar nazi-Duitsland lukte het op een ongekend systematische en gruwelijke manier. De Holocaust gaf genocide een akelig, mager en gekweld gezicht door foto’s en beelden en maakte het voelbaar door ontelbare ooggetuigenverslagen.
“Overlevenden vertellen hun geschiedenis omdat ze die noodzaak voelen”, schreef Auschwitz- overlevende Primo Levi in zijn lijvige autobiografie, “ze kunnen niet anders, ze proberen het wanhopig een plaats geven in de werkelijkheid van de taal, maar falen onherroepelijk omdat het een ervaring voorbij het talige is.” Dat maakt het erover praten of erover schrijven tot een ambivalent gegeven. Hoe kun je het onbeschrijfbare beschrijven?
Eli Wiesel schrijft in zijn autobiografische Nacht: “De getuige heeft zichzelf gedwongen te getuigen. Voor de jeugd van morgen, voor de kinderen die morgen worden geboren. Hij wil niet dat zijn verleden hun toekomst wordt.” Om die reden beschreven beiden hun jeugdige zelf dat aankwam in een wereld voorbij de wereld. Het geheugen dat Primo Levi bleef achtervolgen werd hem volgens velen teveel. Er wordt aangenomen dat hij na voltooiing van zijn autobiografie zelfmoord pleegde – hoewel anderen nog steeds vraagtekens zetten bij de precieze toedracht. Eli Wiesel emigreerde naar Amerika, werd er professor en vertelt zijn verhaal tot op de dag van vandaag in zijn colleges, op televisie en in lezingen. Het is het verslag van laatste levende ooggetuigen.
Een bijdrage tot gedenken
De waarschuwingsvlam die de overlevenden met hun getuigenissen brandende houden dreigt dan ook te doven. Er zijn immers bijna geen ooggetuigen meer die over hun ervaringen kunnen vertellen. Bovendien lijken al hun verhalen inmiddels gehoord. Bernice Eisenstein doet met Ik was een kind van Holocaust-overlevers een poging op een andere manier de Holocaust te gedenken. Niet een ver familielid, of een ouder, maar allebei haar ouders overleefden Auschwitz. Dit wierp een lange, sinistere schaduw over haar jeugd. Ze neemt daarbij het voortouw van de tweede generatie wiens ouders of familie omgekomen is in de Holocaust, maar het verhaal van deze tweede generatie is allerminst hetzelfde als dat van de overlevenden zelf. Zij schrijven over iets dat ze nooit gekend hebben en overtuigen of ontroeren om die reden dan ook niet vanzelfsprekend.
In haar autobiografische verhaal probeert Eisenstein uit te leggen hoe het was een kind te zijn van ouders die de dood in de ogen hadden gekeken. De jonge Bernice, op de hoogte en geobsedeerd door het feitelijke verleden van haar ouders, had geen idee wat het met hen had gedaan en hoe het hen had veranderd. Ze praatten er niet over. In tegenstelling tot Levi of Wiesel zagen ze in elkaar de werkelijkheid terug van wat hen was overkomen en wilden ze het vergeten. Ze verborgen hun verleden voor de buitenwereld en voor hun kinderen.
Stukjes van de puzzel
Min of meer chronologisch en geïllustreerd met zelfgemaakte tekeningen schetst Eisenstein aan de lezer haar jeugd in Canada, waar haar ouders naartoe emigreerden na de oorlog. Eenmaal volwassen ziet Eisenstein haar moeder haar verhaal doen op televisie naar aanleiding van de documentaire Shoah. Dan pas hoort Eisenstein de naakte waarheid. Ze herkent de vrouw die kalm haar nachtmerrieachtige verhaal vertelt bijna niet. Bernice heeft stukjes van een puzzel bij elkaar verzameld en ze heeft er genoeg om slechts een deel van Auschwitz te kunnen zien. Tegen die tijd is haar vader al overleden. Ze heeft hem nooit kunnen vertellen dat ze hem zijn sporadische woede-uitbarstingen inmiddels heeft vergeven.
Eisenstein werd geboren in Toronto, Canada en is werkzaam als freelance illustrator en redactrice. Haar zelfgemaakte tekeningen vormen een aparte verhaallijn, die de lezer eigenlijk de beste inkijk geeft in haar persoonlijkheid. Ze zijn overwegend zwart-wit, wat het boek een merkwaardige sfeer geeft, alsof er kleur mist in haar jeugdherinneringen. Ze ademen ook de sfeer van de dood, haar getekende gezichten lijken op die van geesten of spoken. Ze zijn vluchtig en ijl. Bovendien lijken ze vervormd zoals ook het geheugen zelf vervormt door het verstrijken van de tijd. Het zijn deze tekeningen van haarzelf of haar familie, dood of levend, die de meeste indruk maken. Ze benaderen haar emoties het beste, ze gaan verder waar de taal ophoudt. Het is dan ook niet voor niets dat haar werk wordt vergeleken met Spiegelmans Maus, een beroemd geworden driedelig stripverhaal over het Auschwitz verleden van Spiegelmans vader.
De last van de tweede generatie
Kan dit boek nog iets toevoegen aan de Holocaust-canon? Het verhaal is niet bijzonder boeiend en hapert hier en daar. Het komt bovendien niet op gang, mede door het obscure verleden dat onbesproken blijft. Als een raamvertelling borduurt het voort op een oorspronkelijk verhaal dat ergens door de kieren heen sijpelt, maar nergens kan worden beschreven. Het boek kan dan ook beter niet beschouwd of beoordeeld worden als Holocaust-literatuur, in die zin voegt het ook weinig toe. Het verhaalt niet over de ervaring van Auschwitz. Het is het autobiografische verhaal van een vrouw wiens ouders een nieuw bestaan probeerden op te bouwen. Bernice probeert haar ouders en al die andere overlevenden die elkaar treffen te doorgronden. Ze gebruikt hiervoor haar tekenpen, het verhaal staat in dienst van de tekeningen.
Het is een roman van een tweede-generatiekind dat om moest leren gaan met de verborgen wonden van haar ouders. Eisenstein durft niet gelukkig te zijn omdat haar ouders dat ook niet kunnen zijn, haar huwelijk loopt uit op een scheiding. Het onvermogen te delen in de unieke vreselijke ervaring van haar ouders schept een onmetelijke kloof. Die is voelbaar door de hele roman heen. Wie op zoek is naar een verslag van de gruwelen van Auschwitz doet er beter aan iets anders te lezen. Dit boek is vooral een getekend verslag van een abnormale jeugd, in die zin staat het Auschwitz-gegeven het verhaal eerder in de weg. Bernice Eisenstein kijkt van een afstandje naar haar ouders die vooral vreemden voor haar zijn. De lezer kijkt met haar mee.