Een nieuwe lente, een nieuw geluid?
Was de Italiaanse renaissance louter vernieuwend of had deze ook behoudende kenmerken? Gastconservator Bram de Klerck van de tentoonstelling In het hart van de renaissance in Rijksmuseum Twenthe in Enschede lijkt deze vraag bevestigend te beantwoorden.
De tentoonstelling met vijfenveertig schilderijen, voornamelijk uit de Pinacoteca Tosio Martinengo (Brescia), begint met een prachtig Portret van een jonge man met fluit van Giovanni Giralomo Savoldo. Een schilderij dat een krachtige uitdrukking toont van het nieuwe mensbeeld dat zich in de vijftiende en zestiende eeuw ontwikkelde: dat van een zelfbewust individu. In de rechter bovenhoek van het schilderij is een stapeltje boeken afgebeeld, dat lijkt te willen zeggen: dáár doen wij het als humanisten mee, naast of in plaats van de Bijbel.
Bijbelse en klassieke afbeeldingen
Toch koos De Klerck opvallend veel schilderijen met Bijbelse voorstellingen, waaronder twee vroege werken van Rafaël: een Zegenende Christus (ca. 1505-’06), die op alle uitingen over de tentoonstelling afgebeeld staat, en een Engel (1501) van een schoonheid zonder weerga.
Kenmerkend voor de Italiaanse renaissance is natuurlijk ook de invloed van de klassieke oudheid, die je onder meer terugvindt in een Romeins epitaaf (grafsteen) op een Portret van een vrouw als Salomé en in een classicistisch gebouw op Lijdende Christus, allebei van Alessandro Moretto uit Brescia.
Realisme, kleur en licht
Een ander, nieuw aspect dat de Italiaanse renaissance kenmerkt en in de uitgebreide bijschriften bij de schilderijen wordt benadrukt, is het realisme. Dat gaat soms zó ver, dat minder fraaie lichaamskenmerken niet worden verdoezeld, maar pontificaal worden getoond. Zoals de bult op het voorhoofd van de magistraat die Giovanni Battista Moroni uit Bergamo schilderde.
Naast dergelijke aandacht voor realisme en details, vallen de kleur- en lichteffecten op, waarmee deze worden benadrukt. Opvallend is bijvoorbeeld dat het licht op de Maaltijd van de Emmaüsgangers van Moretto, die overigens plaatsvindt in een classicistisch decor, niet van links – zoals meestal – maar van rechts komt.
Topstukken?
Toch kun je niet zeggen, zoals de begeleidende flyer bij de tentoonstelling juichend doet, dat het hier louter en alleen om vijfenveertig ‘topstukken uit de zestiende eeuwse schilderkunst gaat’. Daarvoor vallen de soms onbeholpen op de romp geplaatste mannenkoppen te veel op, of grove mannenhanden bij een fijn vrouwenlichaam, en massieve baarden waarvan de haartjes niet afzonderlijk zijn weergegeven.
Dat zegt niet alleen wat over schilders als de Nederlander (!) Sustris en Savoldo, die bij ons niet of nauwelijks bekend zullen zijn, maar ook over de kwaliteit van de collectie in het museum van Brescia.
Kunsthistorische accenten
Zoals de opzet en opstelling van de tentoonstelling iets zegt over de achtergrond van de gastcurator: een kenner van de Italiaanse renaissance, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, maar geen curator. Dat uit zich niet alleen in de uitgebreide tekstbijschriften, maar ook in een wat rommelig overkomende opzet, waarin je dan weer een chronologisch, dan weer een per kunstenaar gerangschikt geheel meent te ontdekken, en dan weer een thematische opzet met alle portretten, annunciaties en kruisigingen bij elkaar. Een opzet die echter niet wordt – of kon worden – volgehouden door het grote aantal voorbeelden in verhouding tot de beschikbare ruimten.
Ook een zekere hang naar volledigheid valt waarschijnlijk op de kunsthistorische nadruk die De Klerck legt, terug te voeren. Zo staat naast Portret van een geharnaste man van Pietro Maria Bagnatore ook daadwerkelijk een harnas. Dit verwijst naar het feit dat zowel Brescia als Milaan centra waren van de fabricage van wapenuitrustingen. Iets soortgelijks gaat op voor een enkele verdwaalde torso en buste om te benadrukken dat schilderijen soms zijn geïnspireerd op de beeldhouwkunst. Dit zijn contextuele elementen die niet echt een toevoeging vormen.
Toch heeft elk nadeel zijn voordeel: door het relatief kleine aantal werken, dat ook nog eens met grote tussenruimtes is opgehangen, wordt je als bezoeker als het ware uitgenodigd goed te kijken en terug te lopen: waar zag ik zo’n ouderwetse banderol nog meer?
Op die manier voel je je als bezoeker zeker niet bekocht. Want hoe vaak zie je zulke Italiaanse renaissancewerken nu in ons land?