Geen trotse Oostenrijker
Thomas Bernhard (1931-1989) was een veelschrijver. Hij publiceerde romans, toneelstukken, poëzie en brieven en werd daarvoor in het Duitse taalgebied regelmatig bekroond. In Op de boomgrens zijn drie korte verhalen van de Oostenrijker verzameld.
Bernhard kwam in Heerlen ter wereld; zijn moeder was het Alpenland ontvlucht vanwege haar ongewenste zwangerschap. Hij groeide op bij zijn grootouders. ‘Voor veel geluk was Bernhard niet in de wieg gelegd’, constateren de vertalers Gerard Bes en Philip Grisel in hun nawoord. Bernhards onprettige jeugd en het gevoel van verlating zijn thema’s die in zijn werk een prominente plek innemen. Ook in Op de boomgrens zijn er geen lichte of hoopvolle vertellingen te vinden.
Schrijven in het donker
In ‘Kulterer’, het eerste verhaal van de bundel, ontmoeten we de gelijknamige gevangene die op het punt staat zijn vrijheid terug te krijgen. Dat is echter niet hoe Kulterer het zelf ziet. Stellen dat de opsluiting hem bevalt gaat misschien te ver, maar tegen zijn vrijlating ziet hij op. Zijn baantje in de drukkerij is niet vervelend, met de bewakers heeft hij geen problemen en hij heeft bovendien speciale toestemming om te mogen schrijven. ’s Nachts werkt Kulterer in het donker aan zijn verhalen. Vlak voor zijn vrijlating beginnen zijn celgenoten zich zelfs voor zijn teksten te interesseren. Kulterer vindt het dan ook niet gemakkelijk om de buitenwereld te betreden, maar hij moet toch de gevangenis verlaten:
Zo vlug hij kon verwijderde hij zich van de gevangenis het landschap in, dat, heuvelig, bruin en grauw, dampte van hopeloosheid.
Niets dan de chaos
De tweede bijdrage van de bundel, ‘De Italiaan’, lijkt op het eerste gezicht wat luchtiger te zijn. De naamloze verteller is namelijk al wandelend in gesprek met een Italiaan over toneelvoorstellingen, literatuur en kostuums. Maar schijn bedriegt: de Italiaan is aanwezig vanwege de begrafenis van de vertellers vader, die zelfmoord pleegde. In het paviljoen waar de overledene op eigen verzoek wordt opgebaard, zijn aan het einde van de Tweede Wereldoorlog meer dan twintig Polen doodgeschoten door de Duitsers. Ze zijn ‘in een kuil gekieperd’.
De oorlog is een thema waar Bernhard zich veel mee bezighield. Hij bekritiseerde de omgang van de Oostenrijkers met het oorlogsverleden scherp. Sowieso had hij niet veel op met zijn landgenoten. Tekenend daarbij is de anekdote over de uitreiking van de Oostenrijkse Staatsprijs voor Literatuur aan Bernhard in 1968, een moment dat de literatuurgeschiedenis inging als het Staatspreis-Skandal. Bernhard hekelt in zijn toespraak bij de uitreiking zijn ‘apathische’ landgenoten. ‘We hoeven ons niet te schamen, maar we zijn ook niets en we verdienen niets dan de chaos.’ Het publiek reageert allerminst geamuseerd. De minister van Onderwijs roept hem toe: ‘Toch zijn wij trotse Oostenrijkers.’ Bernhard behoorde daar beslist niet toe.
Meedenken met de agent
Bernhard staat bekend om zijn lange zinnen. Ze dwingen de lezer om de aandacht geen moment te laten verslappen. Dat geldt ook voor het slot van het boek, het titelverhaal ‘Op de boomgrens’. Net als in ‘Kulterer’ draait het om een schrijvende man in een sombere omgeving. De lezer maakt kennis met een jonge politieagent in een pension, die een brief schrijft naar zijn zwangere verloofde. De binnenkomst van een jongeman en een meisje maken de speurder in hem wakker; er klopt iets niet. Met zijn lange zinnen trekt Bernhard de lezer binnen de kortste tijd het verhaal in en laat hem meedenken met de agent. Het zal niet verbazen dat er zich daar op de boomgrens inderdaad iets duisters afspeelt.
Geslaagde kennismaking
Op het eerste gezicht lijkt Bernhard afstandelijk te formuleren, maar met zijn nauwkeurige schrijfstijl zit hij zijn personages tegelijkertijd dicht op de huid. Het maakt nieuwsgierig naar meer. Niet alleen naar extra informatie over de karakters en hun achtergronden, maar ook naar de rest van Bernhards oeuvre. Wie met Op de boomgrens kennismaakt met Thomas Bernhard, zal blij zijn dat er nog veel meer te ontdekken valt.