Alleen voor de liefhebber?
“Waarom zou ik uren lang een documentaire kijken over muziek die me totaal niets doet?” Een vraag die de meeste filmkijkers zich ongetwijfeld wel eens gesteld hebben toen ze in de videotheek voor het filmschap met rockumentaries stonden. Om toch een antwoord te kunnen geven op deze retorisch bedoelde vraag, zullen we een diepere duik moeten nemen in het fenomeen rockumentary. Wellicht een gevarieerder filmgenre dan de meeste mensen zullen vermoeden.
Iedereen maakt ze, lijkt het wel. Van Bob Dylan tot André Hazes en van de Rolling Stones tot Radiohead. Muziekdocumentaires zijn zowel voor de muzikant als voor zijn fans het ultieme bewijs dat zijn muziek een wezenlijke plaats inneemt in deze maatschappij. Maar is de muziek alleen genoeg om een succesvolle documentaire af te leveren? De meningen daarover lopen nogal uiteen.
Concertregistraties,
Still uit Don’t Look Back |
portretten en onderzoeksdocumentaires
Zonder muzikant geen muziek, en zonder muziek geen rockumentary. Het klinkt als Cruijffiaanse wijsheid, maar toch is de ene muziekdocumentaire de andere niet. In het kort zijn er drie verschillende categorieën te onderscheiden. De eerste categorie bevat de gemakkelijkste en meest voorkomende vorm: de concertregistratie. De muzikant en zijn podiumpresentatie zijn het hele eieren eten van een dergelijke documentaire – als je het al een documentaire mag noemen. En deze vorm van rockumentary staat in al zijn simpelheid dan ook vaak bloot aan flinke kritiek. Komt het geluid wel tot zijn recht via simpele televisieboxjes? Is de overdracht van muziek via beeld niet slechts een vage schaduw van het originele concert? Het succes van deze soort films is daardoor nogal afhankelijk van de muzikant en zijn fans. “No popularity, no profit”, zogezegd.
De tweede categorie is het zogenaamde portret. De muzikant wordt vaak niet alleen tijdens zijn optreden gevolgd, maar ook in zijn ‘normale’ leven. Deze variant is vaak licht educatief en bestaat uit een mengeling van muziek en interviews. Dit maakt een muzikantenportret om te zien meestal een stuk afwisselender en dan alleen een concert. Voorbeelden van typische – en succesvolle – portret-rockumentaries zijn Don’t Look Back (D.A. Pennebaker, 1967), over muzieklegende Bob Dylan en The Beach Boys: An American Band (Malcolm Leo, 1985) over de opkomst en het succes van de Beach Boys en hun surfsound.
De derde en laatste categorie is een wat minder voor de hand liggende vorm van rockumentary, namelijk de informatieve onderzoeksdocumentaire. Hierbij hoeft niet per se één band of muzikant centraal te staan, maar kan ook een volledig muziekgenre grondig belicht worden. Een duidelijk voorbeeld van een rockumentary van dit kaliber is de net uitgekomen film Metal, a Headbanger’s Journey (Sam Dunn, Scot McFadyen, 2005). In deze documentaire wordt op heldere wijze een beeld geschetst van de (non-)populariteit en de subculturen rondom het metalgenre.
Persoonlijke stijlen
Still uit Gimme Shelter |
De maker zelf kan de rockumentary ook een totaal eigen gezicht geven. Afgaande op de persoonlijke stijl van de maker en de artistieke stroming waartoe hij gerekend kan worden, kan een rockumentary extra dimensie krijgen. Het valt op dat door de jaren heen veel begenadigde filmmakers zich aan het maken van een muziekdocumentaire hebben gewaagd. Hierdoor heeft ook de rockumentary bepaalde hypes en stromingen meegemaakt.
Denk bijvoorbeeld aan Gimme Shelter (A. Maysles en D. Maysles, 1970), de spraakmakende film over de rel die ontstond tijdens een optreden van de Rolling Stones. Filmmaker Albert Maysles behoorde tot de Cinéma Verité-stroming in de jaren zestig. Dat wil zeggen dat hij als een soort observant alles in beeld bracht. Hij liet de camera gewoon doorlopen, wat er ook gebeurde. Hoewel hij ook niet wars was van het toevoegen van wat dramatische effecten tijdens de editing, heeft zijn filmstijl duidelijk een stempel gedrukt op deze documentaire. De chaos waar het concert in uitmondt, is zeer treffend weergegeven.
Scorsese
Still uit No Direction Home |
Een andere filmgigant die zo nu en dan uitstapjes maakt naar de wereld van de muziekdocumentaire is Martin Scorsese. Met The Last Waltz (1978) over het grote afscheidsconcert van The Band en No Direction Home (2005) een portret over Bob Dylan, levert hij twee totaal verschillende rockumentaries af, die toch qua filmstijl wel enkele overeenkomsten hebben. Scorsese staat bekend om het gebruik van filmthema’s als geweld en vervreemding van de maatschappij. Daarnaast zijn de verhaallijnen in zijn films vaak onafgerond. In The Last Waltz kun je voornamelijk dit laatste goed herkennen. Tussen de concertbeelden door houdt Scorsese zelf tamelijk ongestructureerde interviews met leden van The Band. Het geluid valt regelmatig weg en onderwerpen worden niet volledig afgerond.
In No Direction Home komt Scorseses filmstijl juist terug in de nadruk op de bijna afgezonderde positie die Bob Dylan inneemt in de muziekcultuur. Het eilandje waar deze muzikant op staat, is het perfecte toonbeeld van de vervreemding, afzondering en eenzaamheid waar Scorseses interesse ligt.
Dit zijn voorbeelden van rockumentaries die ook veel succes geboekt hebben bij toeschouwers die juist niets om de desbetreffende muzikant geven. De documentairemaker en zijn herkenbare persoonlijke stijl zetten een handtekening op het product en dat pakt in deze gevallen goed uit. Naast een goede muzikant en een goede filmmaker is er nog een element wat bij kan dragen aan het succes van de rockumentary: de sociale impact.
Nieuwste trend
Still uit Metal, a Headbanger’s Journey |
De nieuwste trend in documentaire maken is gericht op de met tastbare feiten gefundeerde onderzoeksjournalistiek. Er wordt in hedendaagse documentaires een groter beroep gedaan op de maatschappelijke en persoonlijke bewustwording van de kijker. Het begon met de films van Michael Moore (o.a. Bowling for Columbine, Fahrenheit 9/11) en zet zich nu met Sam Dunns Metal, a Headbanger’s Journey ook voort in het rockumentary genre. Dunns zoektocht naar de het antwoord op de vraag waarom metal al zolang als het bestaat het slachtoffer is van een negatieve stereotypering, wordt binnen een afgebakend kader en in begrijpelijke woorden, bevindingen en feiten gebracht, waardoor de film ook toegankelijk is voor niet-metalfans.
Dit laat zien dat vooral de manier waarop het onderwerp belicht wordt, bepalend is voor het succes. Het vooroordeel dat rockumentaries alleen toegankelijk zouden zijn voor liefhebbers, kan bij deze uit de weg worden geruimd.