Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Erik Wielaert

Tussen realisme en karikatuur

Tijdens de laatste Stripdagen in Haarlem op 4 en 5 juni jongstleden werd het boek Nacht en ontij van de Groningse striptekenaar Erik Wielaert (1957) gepresenteerd. In dit boekje, dat is uitgegeven door de Amsterdamse uitgeverij Sherpa, staan strips die onder meer verschenen in de striptijdschriften Gr’nn en Zone 5300. Tijdens de vorige editie van Nederlands belangrijkste stripmanifestatie in 2004 had Wielaert al een solotentoonstelling en momenteel is hij bezig met een reeks stripalbums voor Standaard, de Belgische uitgever van Suske en Wiske. Wielaert is hard op weg om Groningens bekendste striptekenaar te worden.

~

De verhalen die Wielaert maakt zijn te betitelen als fantastische sprookjes. Er zitten veel mysterieuze elementen en fantasierijke figuren in, zoals kabouters, harige beestjes, buitenaardse wezens en vampiers. Er zijn kenmerken van fantasy, horror en science fiction in de tekeningen en verhalen terug te vinden. “Dat zijn stijlen waar ik van houd, dus die gebruik ik ook in mijn strips. Striptekenaars waar ik door geïnspireerd ben zijn Moebius, Charles Burns, Manara en Tardi. Recentelijk vind ik ook inspiratie bij Nicolas de Crecy, Mike Mignola (van Hellboy), en Trondheim (vooral Donjon). Mijn stijl zit naar mijn idee ergens tussen realisme en karikatuur in. Voor mijn gevoel is er nog ruimte voor verbetering en verdere groei, ik hoop me in ieder geval te kunnen blijven ontwikkelen – als schrijver en als tekenaar.”

Erik Wielaert is al jaren bezig met het maken van strips. “Tot de middelbare school had ik veel interesse in strips, maar toen mijn favoriete series uit het blad Pep verdwenen begon ik platen te kopen in plaats van strips. Pas aan het eind van de jaren ’80 kwam mijn interesse voor strips weer terug. Ik was op de kunstacademie alleen maar bezig met abstracte schilderijen, tot ik werd gevraagd om te tekenen voor de huiskrant van het bekende Groningse kraakpand het Oude RKZ – inmiddels lang gelegaliseerd – waar ik nog steeds woon. Dat gebeurde haast automatisch in een stripachtige stijl. Voor hen maak ik ook de posters voor de feestelijkheden die ieder jaar in het gebouw plaatsvinden. In 1988 maakte ik mijn eerste stripboekje over het gebouw: De geest van de RKZ.

~

Aanvankelijk maakte Wielaert alleen strips in zwart-wit. “Op een gegeven moment ben ik tekeningen in kleur gaan maken om bij uitgevers illustratieopdrachten binnen te kunnen halen. Hoewel zij niet direct toehapten kwamen de ideeën los. Ik maakte grote illustraties die soms tot een stripverhaal leidden.” De kleurentekeningen leidden uiteindelijk inderdaad tot opdrachten. “Ik heb een aantal jaren schoolboeken geïllustreerd voor de uitgevers Meulenhoff en Malmberg. Dat werk had niet echt te maken met mijn interesses, maar het betaalde aardig en was relatief gezien niet arbeidsintensief. Ik heb een aantal van die boekjes aardig vol getekend; ik illustreerde onder andere rekenboekjes voor de basisschool. Vroeger had ik een hekel aan rekenen, maar als die boekjes vol hadden gestaan met vrolijke tekeningen had ik het misschien wel leuk gevonden.”

Helaas droogde de stroom opdrachten op en viel Wielaert terug op een kunstenaarsuitkering. “Inmiddels had ik contact met Willy Linthout, die normaal de strips van Urbanus tekent. Hij had mij in 2001 gevraagd of ik een album wilde maken met een scenario dat hij had geschreven. Het idee werd eerst door de uitgever afgewezen, maar in 2004 zat er een nieuwe redactie bij Standaard Uitgeverij die het wél zag zitten. Het zou het eerste album worden in een serie mysterieuze verhalen, maar we hebben nu een eigen reeks, die een drieluik wordt. Daarna gaan we weer ieder onze eigen weg. Het eerste album is nu klaar, maar de uitgever wacht met publiceren tot het tweede deel klaar is, zodat ze dit najaar vrij kort na elkaar kunnen worden uitgebracht.”

~

“Met Willy’s scenario is de stijl en sfeer heel anders dan wat ik normaal maak. Het is een bizar en komisch verhaal, met humor en tragiek.” Het drieluik met de titels Het laatste station, Het eerste station en Het middelste station gaat over Swa Vermeulen, een politierechercheur die verbeten jacht maakt op een seriemoordenaar. Hij wordt daarbij geconfronteerd met de zelfmoord van zijn vader, wiens geest het onderzoek in de war schopt. Het boek zit vol met absurde Belgische humor. “Ik krijg als tekenaar veel vrijheid en ruimte. Willy maakt geen voorschetsen, dus ik doe al het tekenwerk zelf. Ik heb voor vijf dagen in de week werk aan dit album. De inkleuring doe ik bij dit album digitaal, maar normaliter aquareleer ik. Mijn stijl van inkleuren is heel schilderachtig; digitaal inkleuren is daarom net zo arbeidsintensief als schilderen. Ik vind het leuk om hier mee door te gaan. Het is een goed leerproces dat ik ook in latere opdrachten kan gebruiken. Toch wil ik het echte schilderen niet laten verdwijnen.”

Vooralsnog ligt alleen Nacht en ontij in de winkel. In het boekje staan allemaal eigen verhalen, waarvan een aantal een kleine revisie heeft ondergaan. “Ik ben blij dat Sherpa mijn eerdere werk heeft uitgegeven, want het ontrukt een aantal van mijn small pressverhalen en het tijdschriftwerk uit de vergetelheid. Strips die in tijdschriften hebben gestaan worden toch sneller vergeten dan wat in een ‘echt’ boek staat.” Nacht en ontij is uitgevoerd in zwart-wit met een kleurenomslag. “De bedoeling is dat er in de toekomst een kleurenalbum verschijnt. Hopelijk kan ik dankzij de reeks met Willy Linthout straks beter mijn eigen albums slijten. Uiteindelijk zou ik een eigen geschreven, albumlang verhaal uitgegeven willen krijgen.”

Erik Wielaert • Nacht en ontij • Uitgever: Sherpa • Prijs: € 14,95 (softcover) • 96 bladzijden • ISBN: 9075504799
Nacht en ontij is verkrijgbaar in de stripwinkel.