Onder Ons
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarin uit een losse federatie de natie ontstond die later Nederland zou heten, vluchtte een Vlaamse familie naar Amsterdam om daar met blijvend succes een dynastie te stichten: de familie Six. Historicus Geert Mak is erin geslaagd uit de incomplete legpuzzel van een familiearchief en eeuwenlang bewaarde kunstvoorwerpen een kleurrijk beeld te scheppen van ruim vijfhonderd jaar traditie en saamhorigheid.
Wie na het lezen van dit goed geschreven en hier en daar vermakelijke boek langs het pand aan de Amstel loopt, waar de collectie Six bewaard wordt en waar nog steeds een deel van de familie woont, beseft hoe geschiedschrijving ‘werkt’. Mak citeert Huizinga over de historische sensatie: de plotselinge ervaring zo dichtbij het verleden te komen dat je de personages voor je ziet. Je gaat binnen in hun dagelijks leven, waar de krachten van de geschiedenis langs en soms doorheen razen.
Starre hiërarchie
Zelf schrijft Mak in zijn nawoord dat
dit boek [kan] worden gelezen als een kleine geschiedenis van … de gestolde verhoudingen die extreme ongelijkheid op den duur met zich meebrengt.
Hij voegt daaraan toe dat zijn persoonlijke betrokkenheid mede is gekleurd door de herinnering aan de armoede van zijn eigen familie. Die persoonlijke inzet is zowel de kracht als de zwakte van zijn verhaal. Geert Mak duikt diep in de mechanismen van de vroege geldeconomie en daaruit voortvloeiende macht. Hij beschrijft de weelde van de Sixen, de luxe en de enorme vraatzucht die soms zelfs doodsoorzaak werd. De lezer bespeurt daar, net als bij de verhalen over onverantwoordelijke erfgenamen die het fortuin erdoor joegen, een lichte verontwaardiging.
Echt interessant wordt het waar Mak de bijna kaste-achtige geslotenheid van de hiërarchie in het sociale leven analyseert. De ‘herenclubs’ hanteerden starre codes. Sommige, zoals ‘Onder Ons’ , gelegen in de Kalverstraat achter een verborgen toegangsdeur, bestaan nog steeds.
Uitgehuwelijkt
Het is spannend om te lezen hoe de binnenkant van het familieleven werkte: de wijze waarop de patriarchen en bestuurders, traditiegetrouw luisterend naar de naam Jan, connecties aanknoopten en huwelijken arrangeerden.
Het familievermogen en de familiecollectie moesten zo ongeschonden mogelijk door de tijd worden geloodst, omwille van toekomstige generaties en uit respect voor voorgaande generaties.
De huwbare meisjes en hun moeders schikten zich in regelrechte onderdrukking. Het ging immers om het voortbestaan van de clan. Slechts een keer weigerde een dappere ‘Henriette’ zich te voegen in het systeem; ze ging ervandoor met een ambtenaar zonder vermogen.
Familie-eer, gearrangeerde huwelijken, onmondige vrouwen… In dit verband is het opvallend hoe weinig aandacht Mak besteed aan het kerkelijk leven van de Sixen. Heeft het geloof de familiaire machtsverhoudingen beïnvloed? De Amsterdamse religieuze tolerantie komt aan bod, evenals de onbloedige overgang naar het protestantisme in 1578. Fundamentalisme zoals elders in de Republiek leek minder voor te komen. Een uitzondering vormde de streng gelovige Nicolaes Tulp, bekend van Rembrandts ‘Anatomische les’. Hij werd de schoonvader van de eerste Jan Six en deed zijn best hun weelderige levensstijl in te dammen. De christelijke dogma’s lijken echter vooral doorgewerkt hebben in de vanzelfsprekende ondergeschiktheid van de Six-vrouwen.
Mak schetst Amsterdam nauwgezet in de afwisseling van groei en verval. Tal van (mannelijke) familieleden speelden daar een rol in, als bestuurders, maar speciaal als erudiete kenners van kunst en wetenschap. Zo nam een Six een leidende rol in de opzet van het latere Rijksmuseum. Eeuwenlang was de familie bevriend met kunstenaars en geleerden. Het beroemde portret van de eerste Jan Six, geschilderd door Rembrandt en sindsdien altijd meeverhuisd, is het meest in het oog vallende bewijsstuk. Met een beschouwing over deze icoon begint en eindigt dit mooie boek.