Een gedeprimeerde alien
Michel Houellebecq is een schrijver waar je iets van vindt. Serieuze analyses van zijn verontrustende romans zijn er nauwelijks verschenen. Wel vele kraak- en juichrecensies, interviews, pamfletten, woest, triest of onsamenhangend geschreeuw en veel, heel veel juridische stukken. Journalist Denis Demonpion probeert in zijn nadrukkelijk ‘ongeautoriseerde’ biografie uit te leggen waarom Houellebecq Frankrijks kampioen van de controverse is, maar brengt het nauwelijks verder dan de overgedetailleerde beschrijving van een onbegrijpelijke freak.
Dat het boek niet door Houellebecq geautoriseerd is – de auteur besteedt er een apart hoofdstuk aan om uit te leggen hoe dat zit– lijkt voor Demonpion aanleiding te zijn geweest om – rancuneus? – de onderste steen boven te halen. Een streven waarin hij niet is geslaagd.
Zijn eerste hoofdstukken gebruikt Demonpion direct om een ‘geheim’ met veel ‘bombarie’ uit de doeken te doen: Michel Houellebecq – die eigenlijk Michel Thomas heet – heeft vanaf de jaren ’80 systematisch zijn ware geboortedatum geheim gehouden. Hij is niet in 1958 geboren, maar twee jaar eerder, op 26 februari 1956. Demonpion bedelft de lezer pagina’s lang onder de bewijzen voor dit blijkbare feit. Maar omdat hij zelf kennelijk ook wel inziet dat het een nogal lullige ‘ontdekking’ betreft, hangt hij er in de rest van zijn boek een uitgebreide, amateur-psychologische verklaring aan op. Houellebecq wilde zichzelf altijd al heruitvinden als groot en succesvol auteur, en zijn nieuwe naam in combinatie met de fictieve geboortedatum was daar uitdrukking van. Ook waarschijnlijk wel waar, maar niet de klapper waar je, door Demonpions hijgerig conspiratieve toon opgezweept, voortdurend op zit te wachten.
Feitenberg
Wat we wel voorgeschoteld krijgen in de driehonderdvijfig pagina’s van het boek is een ontzaglijke berg feiten en feitjes. Van Houellebecqs geboorte op het eiland Réunion tot zijn huidige kluizenaarsschap in Spanje blijft ons geen verjaardag, behaald diploma, feestje of kroegzitting bespaard. Door het grote aantal handelende personen (zowat de hele Franse literatuurwereld wordt geïnterviewd of geciteerd) raak je al gauw de draad kwijt en Demonpions typisch Fransliteraire breedsprakigheid, samen met zijn onvermogen hoofd- van bijzaken te scheiden, doet daar weinig goed aan. Bovendien heeft hij de hinderlijke neiging alle gebeurtenissen in een groter historisch perspectief te plaatsen – Houellebeqs leven als kroniek van de late twintigste eeuw.
In alles wat er in dat leven is voorgevallen – Houellebeqs bijna geheel ouderloze jeugd bij zijn grootmoeder, zijn tijd op het internaat, zijn opleiding tot landbouwingenieur, zijn deprimerende carrière als IT’er – ziet Demonpion de voorafschaduwing van het grote schrijverschap. In zijn schaarse inhoudelijke besprekingen van Houellebeqs romans laat hij dan ook voornamelijk zien hoe deze alles en iedereen er in heeft verwerkt, en meestal niet op een vleiende manier.
Zo verwordt des schrijvers onthutsende oeuvre bij Demonpion tot een pesterige, over de jaren uitgesponnen, zuiver persoonlijke wraakactie. Ongetwijfeld heeft Houellebecq een uitgebreide pesterige kant, en zeker ook spelen persoonlijke motieven mee bij het schrijven van zijn boeken. Maar ondertussen weten we niets over de literaire kant van zijn werk, de reden dat zijn boeken zo populair werden, anders dan de slimme marketingtactieken van uitgeverij Flammarion, de in moddersmijten ontaardende polemieken en de steeds herhaalde, nietszeggende frase dat Houellebecq “een onmiskenbaar groot talent” is.
Een eenzame rijkaard
Het beeld dat we van Houellebecq zelf krijgen verschilt weinig van het beeld dat algemeen heerst – een overintelligente maar sociaal gehandicapte rijkaard. Vermogend, maar niet in staat er van te genieten. Controversieel, maar zonder reden of doel. En bovenal triest, eenzaam in zijn ballingschap, uiterlijk een gedeprimeerde alien, zweterig en kettingrokend. De twee foto’s op de voor- en achterkaft horen nog bij de meest schokkende elementen van Demonpions biografie: de jonge en de oudere Houellebecq, beiden viezig trekkend aan een sigaretje, de puber met een op niets gestoelde arrogantie, de veertiger met een vreemd obscene schichtigheid. Dat komt ervan, als je ouders niet genoeg van je houden, lijkt Demonpion te willen zeggen.
Om Houellebecq kun je op z’n best een beetje lachen, want in zijn malle anekdotes is Demonpion nog het meest te genieten. Maar, zoals hij zelf in zijn voorwoord schrijft: ‘Er zullen andere boeken (…) volgen’. Laten we, voor een definitiever oordeel over het fenomeen Houellebecq, daar dan nog even op wachten.